Immuniteit van de Zonnekoning

In sprookjes komt hoogmoed voor de val. Met zonnekoningen en andere ijdeltuiten loopt het doorgaans slecht af. Dat is niet altijd het geval in de juridische werkelijkheid.

rsz_20160822_084316[1]

Het Europees Octrooibureau (EOB) en zijn baas Batistelli hebben de rechtszaak met de vakbonden gewonnen. De Hoge Raad heeft het EOB gelijk gegeven op 20 januari 2017. Sterker nog: de bonden mogen niet eens naar de Nederlandse rechter toe. Zelfs maar proberen om gelijk te krijgen is niet mogelijk. Het EOB geniet volkenrechtelijke immuniteit. Deze internationale organisatie valt niet onder de Nederlandse arbeidsrechter.

Wat was er ook weer aan de hand?

Tussen het EOB en de vakbonden is het al geruime tijd mis. Batistelli wil niet met hen onderhandelen. Vakbondswerk wordt zelfs actief tegengegaan. Enkele vakbondsactivisten zijn ontslagen of hebben andere sancties gekregen. Zie over de sfeer op het EOB mijn blog Zonnekoning.

Naar eigen zeggen is de president van het EOB – European Patent Office – helemaal niet arrogant. Voor het personeel en voor vakbondsactiviteiten bestaat er voldoende ruimte. Alleen moeten er wel redelijke grenzen worden gesteld. Met het EOB gaat het allemaal heel goed.  Geneuzel van personeel heb je overal. En zeurderige vakbonden ook. Maar daar trekken Batistelli en de zijnen zich niets van aan.

Aan de krant vertelde Batistelli lachend dat hij ‘de zonnekoning’ wordt genoemd. En dat dat dan nog een van de meest aardige bijnamen is die zijn personeel hem geeft. Die slaan echter helemaal nergens op. Met Lodewijk XIV heeft hij alleen zijn geboorteplaats gemeen, Saint-Germain-en-Laye.

Bij de  VEOB is ongeveer de helft van het EOB-personeel in Nederland aangesloten. De VEOB krijgt geen poot aan de grond bij de directie. Als  er dan ook nog een regels worden uitgevaardigd die de stakingsmogelijkheden beperken  – reguleren, zegt het  EOB – is de maat vol. VEOB stapt naar de Nederlandse rechter lid heeft om naleving van  fundamentele vakbondsvrijheden af te dwingen.

Het probleem is: mag dat wel?

Immuniteit

Het EOB is een internationale organisatie. Zijn bestaan en werkwijze zijn geregeld in een internationaal verdrag, waarbij een groot aantal Europese landen partij is. De Nederlandse Staat, dus ook de Nederlandse rechter, heeft in beginsel niets te vertellen over zulke organisaties.

EOB geniet volkenrechtelijke onschendbaarheid, net als bijvoorbeeld buitenlandse diplomaten die hier verblijven. Ook al bevinden ze zich fysiek in Nederland, juridisch is dat niet (helemaal) het geval. In feite vormt de EOB-vestiging in Rijswijk een stukje buitenland binnen Nederland. Daar heeft de Nederlandse rechter niets te vertellen.

Voor alle duidelijkheid is de onschendbaarheid van het EOB vastgelegd in artikel 3 van het Protocol bij het Europese Octrooi Verdrag:

Within the scope of its official activities the Organisation shall have immunity from jurisdiction and execution, [...]

Toegang tot de rechter

Nu is Nederland ook partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) . Daarin is het recht op toegang tot de onafhankelijke rechter en op een eerlijk proces vastgelegd. Artikel 6 lid 1 EVRM bepaalt:

Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. [...]

En dat is dus het probleem. Als de Nederlandse rechter niet mag oordelen over het EOB, dan kan de bond nergens heen. Er is dan geen rechter die over de klachten van de vakbond kan oordelen. Wat gaat er voor: het recht op een eerlijk proces, of de in het internationale diplomatieke verkeer o zo belangrijke juridische onschendbaarheid?

Wat gaat voor (1)?

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vindt dat immuniteit van rechtsmacht toelaatbaar kan zijn. Immuniteit is bevorderlijk, misschien zelfs wel noodzakelijk, voor internationale samenwerking en diplomatie. Wél moet er een adequate alternatieve procedure geregeld zijn als een internationale organisatie zich op immuniteit beroept. Op wordt voorkomen dat de toegang tot een eerlijke procedure onmogelijk wordt gemaakt. In dat geval zijn beperkingen op dat recht aanvaardbaar.

Volgens het mensenrechtenhof moet er dus een balans worden gevonden tussen toegang tot de rechter en soepel internationaal rechtsverkeer.

Da's gezellig!Het Haagse gerechtshof vindt dat de balans tussen het recht op een eerlijk proces en immuniteit naar de verkeerde kant is uitgeslagen. Het EOB heeft wel een interne procedure, maar die is niet toegankelijk voor VEOB. Alleen EOB-medewerkers  kunnen daar gebruik van maken. Juist omdat de voor werknemers zo belangrijke en fundamentele vakbondsrechten aan de orde zijn, moet de rechtsbescherming goed zijn geregeld. De bonden hebben het recht om voor werknemers op te komen, ook die van internationale organisaties. Dat recht moeten ze bij de rechter kunnen afdwingen.

Volgens het hof is de inbreuk op het recht op een eerlijk proces zo ingrijpend, dat die niet met een beroep op volkenrechtelijke immuniteit valt te rechtvaardigen. Zowel het EOB als de Nederlandse Staat zijn het daar niet mee eens. Ze stappen naar de Hoge Raad.

Wat gaat voor (2)?

Ook de Hoge Raad vindt dat het een kwestie van balanceren is. Maar hij maakt een andere afweging.

rsz_p1010210De Hoge Raad betwijfelt of vakbonden aan het EVRM een recht op toegang tot de rechter kunnen ontlenen. Dat verdrag kent aan die bonden wel bepaalde rechten toe. Uit artikel 11 van dat verdrag vloeit de vrijheid voort om in alle vrijheid vakbonden op te richten. Maar daarmee is nog niet gezegd dat het verdrag ook het recht om over die vrijheden te procederen toekent aan de bonden.

De Raad benadrukt ook nog eens hoe belangrijk die aan het EOB toegekende onschendbaarheid is in internationale verhoudingen. En dat ook het mensenrechtenhof dat belang in verschillende uitspraken heeft onderkend.

Ten slotte vindt de Hoge Raad van belang dat individuele werknemers wél kunnen procederen. In de interne procedure kunnen ze sancties wegens vakbondswerk, of andere inperkingen van hun vrijheden, aan de orde stellen.

Die procedure biedt misschien minder bescherming dan die voor de Nederlandse rechter. Het kan zelfs zijn dat die in sommige gevallen jaren kan gaan duren. En werknemers kunnen pas stappen ondernemen als het leed al geleden is. Pas als ze ontslagen zijn of een boete hebben gekregen wegens (bijvoorbeeld) een staking, kunnen ze naar de interne ‘rechter’ toe. Dat alles leidt de Hoge Raad niet tot een ander oordeel. De interne procedure is zeker niet ideaal. Maar dat is wat anders dan apert onvoldoende. Daarom mag de immuniteit voorgaan.

Wat leren we ervan?

Een botsing van rechten leidt tot ongelukken. Soms zijn ze echt niet met elkaar te rijmen. Zoals bij het recht op toegang tot de rechter en volkenrechtelijke immuniteit. In de rechtspraak is daar een mouw aan gepast door een adequate interne procedure te eisen, voordat de rechter (en de internationale organisatie) zich achter immuniteit mogen verschuilen.

Verboden toegang...
Verboden toegang…

Die ‘oplossing’ roept echter weer zo zijn eigen problemen op. Wanneer is dat nu echt een voldoende alternatief? Op zijn zachtst gezegd is het alternatief in dit geval wat magertjes. Als bescherming van vakbondsrechten moet afhangen van de vraag of individuele werknemers hun nek willen uitsteken in een procedure, dan komt daar waarschijnlijk niet veel van terecht. De Hoge Raad heeft een felroze bril opgezet om dit alternatief als voldoende te kunnen kwalificeren.

Maar goed, over de vraag of iets voldoende is kun je in alle redelijkheid wel van mening verschillen. Het EVRM eist ook niet een gelijkwaardige procedure. Een minder goede kan afdoende zijn.

Bittere nasmaak

Toch heeft deze zaak een nare nasmaak.  De Hoge Raad gaat namelijk wel heel ver door aan te nemen dat de bonden hoe dan ook geen recht op toegang tot de rechter zouden hebben, als het om naleving van vakbondsvrijheid gaat.

Het is vast niet zo bedoeld, maar het is een ongelukkig signaal. Waarom zouden bonden niet het recht hebben om de rechter in te schakelen? De Hoge Raad suggereert dat de bonden nooit bescherming aan het recht op een eerlijk proces kunnen ontlenen. Ook niet als er van een botsing met immuniteit geen sprake is. Daarbij moet bedacht worden dat bijvoorbeeld bedrijven, yogaclubs en kerkgenootschappen wél rechten kunnen ontlenen aan het EVRM. Die hoeven niet de omweg van een rechtszaak door de eigenaars of leden van vlees en bloed te bewandelen om bij een onafhankelijke rechter terecht te komen. En dat eerlijke proces hoeft niet eens over fundamentele rechten te gaan, maar kan ook een burenruzie of de incasso van een telefoonabonnement betreffen.

0a

De Hoge Raad heeft geprobeerd keurig binnen de door het mensenrechtenhof getrokken lijntjes te kleuren. Immuniteit mag voorgaan als er een acceptabel alternatief is voor de rechter. Eerlijk gezegd zie ik dat alternatief hier niet echt. Maar goed: daar kun je anders over denken. Het gaat echter te ver om het hele probleem van botsende internationale verplichtingen weg te redeneren, door het recht op toegang tot de rechter van vakbonden glashard te ontkennen. Het was duidelijker geweest als de Hoge Raad gewoon had gezegd dat immuniteit in dit geval maar moet voorgaan.

Helaas lijkt het EVRM die duidelijkheid niet toe te laten. En daarom moet de rechter zich in uiterst rare bochten wringen om binnen de kaders te blijven. Terwijl er ook had kunnen worden volstaan met de constatering dat het recht loopt soms tegen grenzen aanloopt.

 

 

Share

Niet slapend rijk worden

Slapende werknemers krijgen soms betaald. Slapen kan werk zijn. Of nog iets chiquer uitgedrukt: het verrichten van een prestatie die economische waarde heeft voor de werkgever. Slapend rijk worden is dus mogelijk onder het Nederlandse arbeidsrecht. Maar niet altijd.

Werkplek?
Werkplek?

Voor recht op loon is wel nodig dat er een arbeidsovereenkomst bestaat. Ook als het ‘werk’ slapend wordt verricht. Om die reden gaat de droom om met niets doen rijk te worden in een aantal gevallen in rook op. Bijvoorbeeld bij een groep Groningse werkstudenten, beter gezegd: slaapstudenten. De Kantonrechter Groningen deed op 30 juni 1999 (JAR 1999/220) uitspraak over slapen en het recht op loon. Zie over die kwestie ook mijn vorige blog: Slapend rijk worden.

Wat was er aan de hand?

Een complex seniorenwoningen  werkte jarenlang samen met een groep studenten. Deze studenten zorgden voor oppas in de avonden en de nacht. Zij verbleven in van de appartementen, maar ze hoefden daar feitelijk niet heel veel te doen. In geval van problemen konden bewoners op een alarmknop drukken. De studenten moesten dan te hulp schieten of professionele hulpverleners alarmeren. Meestal gebeurde er niets. Een student kon dan ongestoord studeren of slapen.

rsz_20170116_163530[1]

Een ideaal baantje eigenlijk. Er is dan ook een hele ‘pool’ studenten waar het complex een beroep op kan doen. Iedereen blij: de bewoners konden ‘s nachts en in de weekenden makkelijk hulp inschakelen, de studenten verdienden zonder al te veel inspanningen een centje bij. Tijdens hun diensten mochten ze in hun appartement ook TV kijken en zelfs bezoek ontvangen.

Nogmaals: het gaat allemaal geweldig. Totdat een zestal studenten op een kwade dag bedenkt dat ze een arbeidsovereenkomst hebben. Niet zo’n gekke gedachte: alle leden van de pool hebben een contract getekend dat ook zo heet. Omdat ze een arbeidsovereenkomst hebben, maken ze aanspraak op het wettelijk minimumloon voor hun waak- en avonddiensten.

Wat is een arbeidsovereenkomst?

Wel of geen arbeidsovereenkomst, dát is vaak de vraag. Is die er wel, dan gelden allerlei beschermende bepalingen, zoals het minimumloon. Is die er niet, dan moet degene die werk verricht zijn eigen boontjes maar zien te doppen.

recite-1q3mpjn

De wet definieert de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarin de werknemer arbeid verricht onder gezag van de werkgever tegen betaling van loon. Arbeid, gezag en loon zijn de kernelementen van de arbeidsovereenkomst. De vraag is dus of die aanwezig zijn.

Is niets doen werken?

De Kantonrechter vraagt zich af of slapen (en waken zonder te worden opgeroepen) eigenlijk wel werk is. Zonder arbeid geen arbeidsovereenkomst. En dan ook geen recht op minimumloon. De rechter zegt het niet met zoveel woorden, maar het komt toch dicht in de buurt van de conclusie dat de studenten eigenlijk niet werkten.

Gereedschapswinkel?
Gereedschapswinkel?

In ieder geval stelt de rechter vast dat de werkzaamheden minimaal zijn geweest. In het contract staan wel allerlei klusjes opgenomen die tot de taken van de slaap- en waakkrachten behoren. Feitelijk hebben ze die nooit hoeven doen. Ze moesten ‘er zijn’. Sommigen van hen hebben bij gelegenheid een raam of deur open- of dichtgedaan voor bewoners. Slechts een van de studenten heeft wel eens wat meer gedaan. Werkjes in de sfeer van een raam openzetten, of juist een deur dicht doen.

Moesten ze wel werken?

Uiteindelijk laat de rechter de kwestie of slapen, studeren en televisie kijken te zien zijn als arbeid in het midden. De rechter wijst erop dat bij een arbeidsovereenkomst het werk persoonlijk moet worden verricht. Een werkgever huurt iemand specifiek in, en die is vervolgens verplicht om te komen werken. De persoonlijke arbeidsverrichting is kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst. Bij andere overeenkomsten gaat het er meer om dat het werk wordt gedaan. Wie dat doet, is van minder gewicht.

Volgens de rechter ontbreekt in dit geval zo’n plicht om het werk persoonlijk te verrichten. In de avonden en de weekends moest er iemand aanwezig zijn. Wie dat precies was, maakte de niet uit voor de seniorenflat. De studenten maakten zelf uit wie een op een bepaald moment een dienst zou draaien. En dan nog konden ze zich laten vervangen door een ander lid van de pool, als ze ineens andere plannen hadden.

Is dit wel helemaal de bedoeling?

Maar goed, op zich waren de studenten wel ‘een beetje’ verplicht om te werken. Als eenmaal een dienst was afgesproken, dan moesten ze wel komen. De bewoners mochten niet onbewaakt blijven. diensten moesten nu eenmaal worden gedraaid. Op het laatste moment een vervanger vinden mocht dan wel, maar lukt natuurlijk niet altijd.

De rechter kijkt daarom ook nog naar het element gezag. Dat de studenten zich aan huisregels en werktijden moeten houden, vindt de rechter wat magertjes. Dat is niet echt overtuigend bewijs voor het bestaan van een gezagsrelatie.

Kortom: als alle elementjes van de arbeidsovereenkomst worden nagelopen, is er ruimte voor discussie. Zijn arbeid, gezag en loon er nu wel of niet? De kantonrechter komt tot het antwoord aan de hand van de overkoepelende vraag: welke overeenkomst bedoelden de betrokken partijen eigenlijk met elkaar te sluiten?

De rechter is van oordeel dat ze nooit de bedoeling hebben gehad om een arbeidsovereenkomst te sluiten, met alle juridische gevolgen van dien. Ze wilden niet meer dan een simpele constructie, die ervoor zou zorgen dat de bewoners zich veiliger zouden voelen en de studenten een leuk zakcentje op zou leveren. Dat is geen volwassen arbeidsovereenkomst met arbeid, gezag, loon en met allerlei wettelijke regels die de werknemers beschermen.

Juist omdat er over de afzonderlijke elementen getwijfeld kan worden, ziet de rechter ruimte om via de partijbedoeling het bestaan van de arbeidsovereenkomst te ontkennen. Zelfs als ze de overeenkomst wel zo noemden. Dat is maar schijn. In wezen wilden ze wat anders, namelijk een ‘maatschappelijk aanvaardbare oplossing’ waar ze allebei voordeel bij zouden hebben:

De feiten en omstandigheden overziende komt de kantonrechter tot het oordeel dat sprake was van een voor beide partijen voordelige en uit maatschappelijk oogpunt aanvaardbare oplossing waarbij enerzijds op betaalbare wijze een gevoel van veiligheid werd geboden aan de hoogbejaarde bewoners van Maarwold en anderzijds studenten en scholieren op prettige en gemakkelijke wijze een aardig zakcentje verdienden. Een arbeidsovereenkomst met alle wettelijke implicaties is naar haar oordeel bij het sluiten van de overeenkomst niet beoogd en in feite ook niet gerealiseerd.

Wezen gaat voor schijn

Dat wezen voor schijn gaat, is een constante in de arbeidsrechtspraak. Wat partijen ook allemaal op papier mogen zetten en aan constructies mogen optuigen, de werkelijke verhoudingen en bedoelingen geven de doorslag.  Mevrouw Schoolderman had daarom een vaste voltijdse arbeidsovereenkomst. Haar papieren floddercontract telde niet. Ook een aantal pakketbezorgers had een arbeidsovereenkomst, hoewel ze voor wat anders hadden getekend.

Ook over de status van pakketbezorgers bestaat twijfel...
Ook over de status van pakketbezorgers bestaat twijfel…

De Groningse zaak maakt duidelijk dat niet alleen werknemers profiteren van de leer van schijn en wezen. Wat een arbeidsovereenkomst heet, is dat niet per se. Aan een schijn-arbeidsovereenkomst kunnen ze geen rechten ontlenen. Ook als die niet welbewust als misleidende constructie is opgezet.

De rechter onthoudt arbeidsrechtelijke bescherming aan een stel studenten. Misschien omdat ze niet afhankelijk zijn van het loon voor hun levensonderhoud en omdat ze wel erg weinig terug hoeven doen voor dat geld. Ze verdienen, gelet op hun maatschappelijke positie, blijkbaar geen bescherming.

Wat leren we ervan?

In het arbeidsrecht is niet alles wat het lijkt. De vraag of er een arbeidsovereenkomst is, omvat meer dan het afvinken van de criteria die in de wet staan. Strikt genomen lijkt er aan die afzonderlijke eisen te zijn voldaan. De (werkelijke) partijbedoeling en de maatschappelijke positie van partijen spelen een belangrijke rol.

quote

Zelfs wanneer de schijn van de arbeidsovereenkomst heel erg sterk is, ja zelfs wanneer er eigenlijk aan de criteria arbeid, gezag en loon is voldaan, kan er een ander resultaat uit de bus komen.

Arbeidsrecht is beschermingsrecht. En soms is de conclusie dat die bescherming niet nodig is,  bijvoorbeeld voor op ontspannen wijze bijverdienende studenten.  Dan moet er wat kunst- en vliegwerk aan te pas komen om het arbeidsrecht buiten toepassing te verklaren. Dat gebeurde dus in deze zaak, maar ook in de uitspraak van de Hoge Raad over de gehandicapte vakkenvuller.

De rechter buigt zo af en toe de criteria krom, om recht te doen.

 

 

Share