Af!

Arbeidsrecht levert prachtige verhalen op. Zeker als je niet bij de zaak zelf betrokken bent, is het soms smullen geblazen. Maar er zijn ook van die zaken die alleen maar verliezers  kennen. De uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter van 4 december 2017  is daar een voorbeeld van. De werkgever verliest, maar of de andere kant daar nu erg gelukkig van werd? Het verdrietige is dat de werknemer in kwestie is overleden. De nabestaanden en de werkgever gaan vervolgens een juridische strijd aan.

De rechter moet de vraag beantwoorden of de werkgever aansprakelijk is voor een fatale hondenbeet.

Wat was er aan de hand?

Voor een Nederlandse werkgever reist de werknemer de wereld rond. De werkgever zet zich in voor onbelemmerde toegang tot essentiële medicijnen en gezondheidsproducten. In dat kader bezoekt de werknemer in 2013 onder meer India en Bangladesh.

Eind april reist hij af naar Haïti. Daar is een Nederlandse medicijnendistributeur gevestigd waar de werkgever al langer mee samenwerkt. Hij werkt daar enkele dagen. Het distributiebedrijf is gevestigd op een gedeeltelijk omheinde compound. Behalve de bedrijfsgebouwen staat daar ook het woonhuis van de eigenaar. Omdat de veiligheidssituatie in Port-au-Prince niet optimaal is, moet de werknemer daar logeren. Hij mag niet van het terrein af.

Op de ochtend voor vertrek naar huis kuiert de werknemer daar wat rond. HIj heeft niets meer te doen. Hij komt een zielige pup tegen die bij het bedrijf hoort. Hij aait het beestje, maar wordt gebeten. Begrijpelijk: het beestje was eerder zelf gebeten door een grote enge hond die het terrein was binnengedrongen.  Daarom was het hondje ook in een ietwat zielig hoekje afgezonderd van de bewoners en de andere dieren. Op Haïti komt namelijk hondsdolheid voor.

De eigenaars adviseren de werknemer dan ook om zich bij thuiskomst in Nederland onder doktersbehandeling te stellen. Diezelfde middag vliegt hij naar huis. De wond lijkt goed te genezen, dus het doktersbezoek schiet erbij in. Pas enkele weken later treden er complicaties op. De werknemer wordt opgenomen. Helaas is hij dan niet meer te redden: hij overlijdt aan rabiës.

Voorkomen is beter dan genezen

De nabestaanden stappen naar de rechter en eisen schadevergoeding.

De werkgever moet proberen te voorkomen dat de werknemer bij het werk gezondheidsschade lijdt. De werknemer moet voldoende worden geschoold en moet met veilige apparatuur werken. De werkgever moet de nodige aanwijzingen geven. Ook moet hij allerlei preventieve maatregelen treffen, zo bepaalt art. 7:658 BW.

Art. 7:658 lid 1 BW
De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

De werknemer was tegen verschillende tropische ziektes ingeënt, maar niet tegen rabiës. Dat is ook niet verplicht. Bij een verblijf van langer dan drie maanden wordt dat wel aangeraden. Maar ja, zijn werkzaamheden daar zouden ongeveer een week duren.

Verder stelt de rechter aan de hand van informatie van het RIVM vast dat hondsdolheid niet of nauwelijks te behandelen is. Als je er niet binnen twee dagen bij bent, loopt het vaak heel slecht af. In een land als Haïti loopt een werknemer dan ook een groot gevaar.

Had dit voorkomen moeten worden?

Juist omdat de consequenties zo groot zijn moet er zo veel mogelijk worden gedaan om te voorkomen dat een werknemer besmet raakt. En de rechter vindt dat de werknemer aan een onaanvaardbaar groot besmettingsgevaar is blootgesteld.

In de eerste plaats was de compound maar gedeeltelijk omheind. Dat betekent dat besmette dieren veel te gemakkelijk toegang hebben tot het terrein.

Een tweede probleem is dat de gebeten puppy beter afgezonderd had moeten worden. De hond in een verloren hoekje van het terrein plaatsen was echt onvoldoende. Hij had opgesloten moeten worden, zodat hij niemand kon bijten. Zelfs als nog niet vaststond dat hij besmet was.

Daarbij doet blijkbaar niet ter zake dat dit alles zich ver buiten het zicht van de werkgever afspeelt. En dan ook nog eens op een bedrijfsterrein en achtertuin waar hij niets te vertellen heeft. Dat behoort immers toe aan de Haïtiaanse klant van de werkgever. Het gaat daarbij niet om zo maar een bedrijfsterrein. In feite is het ook de achtertuin van de klant, omdat hij en zijn familie daar ook wonen. De in het verre Nederland gevestigde werkgever moet er dus voor instaan dat een klant zijn privé-woning voldoende veilig inricht. Hij heeft daar echt niets over te vertellen, natuurlijk.

Maar was de werknemer wel aan het werk?

De rechter oordeelt dat de werknemer niet aan het werk was toen hij werd gebeten. Het gebeurde op zijn vrije ochtend. ‘s Middags zou hij terugvliegen, hij hoefde niets meer te doen.  Daarom is de zorgplicht van art. 7:658 BW voor veilige arbeidsomstandigheden niet van toepassing. Die geldt alleen voor in de uitoefening van de werkzaamheden geleden schade.

Veiligheidskleding en goed afgeschermde werkplek

Wel vindt de rechter dat het verblijf op de compound en de daar opgelopen schade heel nauw samenhangen met het werk. De werknemer was niet voor zijn lol daar. Sterker nog: hem was opgedragen het terrein niet te verlaten. Dan heeft de baas toch een zekere verantwoordelijkheid. Ook al was de werknemer niet aan het werk, helemaal een privé probleem is het allemaal ook weer niet.

Een werkgever behoort zich als een goed werkgever te gedragen, aldus art. 7:611 BW. Daaronder valt ook dat een werkgever de werknemer moet beschermen tegen werkgerelateerde schade die hij buiten het eigenlijke werk om oploopt. Daarom had het terrein veiliger moeten zijn en had er verstandiger met de pup om moeten worden gegaan.

En maakt dat wat uit dan?

Je zou bijna zeggen dat het niet uitmaakt. Of de werkgever nu door de kat van art. 7:658 wordt gekrabt of door de hond van art. 7:611 wordt gebeten, hij moet de schade vergoeden. Ook als die aan de andere kant van de wereld wordt opgelopen.

Er is echter een belangrijk verschil tussen beide normen. Is de zorgplicht tegen schade in het werk aan de orde, dan is een beroep op eigen schuld van de werknemer zo goed als uitgesloten. Alleen wanneer de werknemer de schade opzettelijk of bewust roekeloos heeft veroorzaakt, ontkomt de werkgever aan aansprakelijkheid. Dat wordt bijna nooit aangenomen. Zie daarover  de blog Kom van dat dak af!

Bij aansprakelijkheid op grond van de andere norm, het goedwerkgeverschap, is de eigen schuld van de werknemer wel relevant. Als de schade ook het gevolg is van fouten van het slachtoffer, kan dat tot verlaging van de schadevergoeding leiden.

En dat is precies wat er in dit geval gebeurt. De werknemer had zich sneller onder behandeling moeten stellen, zo oordeelt de rechter. Hij was gewaarschuwd om dat direct te doen. Bovendien was hij medisch geschoold, dus hij had ook moeten begrijpen dat het echt nodig was. Ook zo bezien kent deze zaak dus alleen maar verliezers: beide partijen zaten volgens de rechter fout.

In een vervolguitspraak bepaalt de rechter dat de werkgever 35% van de schade moet vergoeden. Gezien de eigen schuld komt de rest van de schade voor rekening van de nabestaanden.

Wat leren we ervan?

Werkgeversaansprakelijkheid gaat letterlijk en figuurlijk heel ver. Zij omvat schade buiten het eigenlijke werk om. Ook als die in een ver land is ontstaan, en dan ook nog eens in de privé-sfeer van een ander waar de werkgever geen enkele zeggenschap heeft.

Veilig werken is simpelweg zo belangrijk, dat een werkgever moet instaan voor degenen aan wie hij zijn werknemers blootstelt. Dat een klant bij wie een werknemer logeert zijn zaakjes niet op orde heeft, is juridisch gezien niet het probleem van de werknemer. De werkgever moet dat maar zien op te lossen met zijn klanten. Daarbij maakt het natuurlijk wel verschil of de werknemer echt langdurig aan de zorgen van die derde wordt toevertrouwd, of niet. En hoe groot de kans op schade is.

Mogelijk is een Nederlands postbedrijf niet aansprakelijk als een pakketbezorger bij de voordeur wordt aangevallen door de pekinees van tante Sien. De kans op ernstige complicaties is veel kleiner dan in Haïti. Het gaat wel erg ver om van het postbedrijf te verlangen dat zij Sien zouden moeten opdragen haar hondje op te sluiten of een veiligheidskooi voor bezorgers op het tuinpad te construeren. Dat wordt anders als een werknemer wekenlang bij diezelfde Sien moet logeren én het om een uit onduidelijk land afkomstige bloedhond gaat.

Aan de zorgplicht en de werkgeversaansprakelijkheid zit een grens. Maar soms gaan zij wel bizar ver.

 

 

Share

Dit is (weer) een overval!

Overvallers en andere onverlaten slaan snel toe. Voor je het weet is het voorbij. Het recht, dat de gevolgen van zulke ellende moet regelen, hobbelt daar wat traagjes achteraan.

De apotheek was in duisternis gehuld...
De apotheek was in duisternis gehuld…

Dat blijkt maar weer eens uit de zaak van de overval op een nachtapotheek in Maastricht, begin 2012. Ik schreef daar al de blog ‘Dit is een overval!’ over. De vraag was of een werkgever meer maatregelen had moeten nemen om te voorkomen dat een werknemer het slachtoffer zou worden van een overval. Ze was ernstig gewond geraakt tijdens een beroving van een nachtapotheek.

De Maastrichtse kantonrechter wees in januari 2014 de claim van de werknemer af. In hoger beroep geeft het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch een jaar later echter een geheel ander oordeel. Het lijkt me goed om nog eens terug te keren naar de gebeurtenissen van die duistere avond in februari 2012, en de juridische nasleep daarvan.

Een angstige avond

De werkneemster, apothekersassistente, heeft op 12 februari 2012 als enige dienst in een nachtapotheek. Aan de straatkant is de apotheek met een rolluik beveiligd. Klanten worden ’s nachts vanachter een gepantserd loket geholpen. Daar bevindt zich ook een alarmknop. Aanvankelijk is het een rustige dienst. De werkneemster verblijft daarom op de tweede verdieping, in afwachting van klandizie.

Helaas besluit een drietal overvallers het pand via de achterkant te benaderen. Ze maken de buitenverlichting onklaar en beklimmen de aanbouw van de apotheek. Met een stoeptegel breken ze het (dubbele) glas van een raam op de eerste verdieping. De apothekersassistente hoort lawaai en zet het raam open om beter te horen waar dat precies vandaan komt. Dan gaat alles heel snel.

Er is gestommel op de eerste verdieping en op de trap naar de tweede. Er is een alarmpieper, maar die ligt op zijn vaste plek, beneden in de winkel. Ze probeert de politie te bellen, maar in haar zenuwen lukt dat niet. Inmiddels hebben de overvallers haar bereikt. Ze richten een vuurwapen op haar en eisen toegang tot de kluis. De werkneemster heeft de sleutel niet. Ze kan de overvallers hun zin niet geven. Ze ziet geen andere uitweg dan het open raam. Ze springt naar buiten. Ze loopt onder meer een gecompliceerde enkelfractuur op. Sinds februari 2012 is ze arbeidsongeschikt. Haar tijdelijke contract is in 2013 afgelopen en niet verlengd.

De overvallers zijn slechts 40 seconden in de apotheek geweest. Ze hebben ongeveer 100 euro buit weten te maken.

Veiligheidsmaatregelen: voldoende

De werkneemster stelt de werkgever aansprakelijk. Ze meent dat de werkgever meer had moeten doen om het overvalrisico tegen te gaan.

De kantonrechter wijst de schadeclaim af. De rechter vindt van belang dat een apotheek niet bijzonder overvalgevoelig is, anders dan een bank of een juwelier. Er was, tot die noodlottige 12e februari, ook nog nooit een overval gebeurd. De kluis bevat ook geen enorme hoeveelheden geld, heftige medicijnen (opiaten) zitten achter slot en grendel. De voorkant van het pand was in ieder geval goed beveiligd. Het te verwachten risico in dit bedrijf zat hem in ‘klantcontacten’. Dat was met de maatregelen aan de voorzijde afdoende opgevangen. De achterzijde van het pand was weliswaar minder strikt beveiligd, maar nodigde nou ook weer niet uit tot overvallen. Er was verlichting en de ramen bevonden zich op grote hoogte.  Het personeel was ook geschoold in omgaan met agressie en er was een alarmpieper uitgereikt.

De kantonrechter concludeert:

“Dat zij omwille van het veiligheidsgevoel van haar medewerkers na de overval besloten heeft aan de achterzijde overal tralies voor de ramen met veiligheidsglas te plaatsen – waardoor het pand er thans uitziet als een gevangenis – wil niet zeggen dat zij op het moment van de overval niet aan haar zorgplicht voldaan had.”

Veiligheidsmaatregelen: toch onvoldoende

Het gerechtshof kijkt anders aan tegen deze zaak. In de eerste plaats oordeelt het Hof dat de werkgever wél bedacht had moeten zijn op het risico van overvallen. Ook al was er geen concrete dreiging, waren er in de regio wel meerdere apotheken overvallen. De apotheek was ook ‘s nachts open en er waren geld én in bepaalde kringen gewilde medicijnen (opiaten) aanwezig. En werd maar door een werknemer bemenst. Dat arbo-deskundigen niet hebben geadviseerd om meer maatregelen te nemen, ontslaat de werkgever niet van zijn verplichting om ook zelf na te gaan wat de risico’s zijn en maatregelen te treffen.

In hoger beroep blijkt dat uitgerekend de betrokken werknemer (nog) niet was getraind hoe om te gaan met overvallen. De collega’s wel, maar dat hielp haar dus niet. Overigens had zij wel de tip gekregen bij een overval ‘niet de held uit te hangen en toe te geven’. Het hof neemt het ook veel zwaarder op dan de kantonrechter dat de werknemer niet is geïnstrueerd om de alarmpieper altijd bij zich te dragen.

Het hof verwijt de werkgever dat het personeel niet is geïnstrueerd om het toegangshek aan de achterzijde van het pand af te sluiten. Zo wordt het bedrijfsterrein wel heel makkelijk toegankelijk. En wordt het een fluitje van een cent om de verlichting aan de achterkant onklaar te maken. Volgens het hof is het nu eenmaal zo dat overvallers de zwakke plek in de beveiliging opzoeken. Met normaal dubbel glas, gewoon hang- en sluitwerk en een niet afgesloten achterterrein is de beveiliging te zwak. In ieder geval bij een apotheek waar geld en drugs in huis zijn. Zeker als je de werknemer daar moederziel alleen laat werken.

Dat de werkgever inmiddels meer veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, vindt het hof geen wijsheid achteraf. De tralies en dergelijke zijn simpele, voor de hand liggende veiligheidsmaatregelen. De de werkgever had die zonder veel problemen best eerder kunnen en moeten nemen.

Een onneembare vesting hoeft de zaak niet te worden...
Voldoet deze nachtapotheker wel aan de regels?

Het Hof verwoordt het als volgt:

De ervaring leert dat inbrekers en overvallers op zoek gaan naar de zwakke plek van een pand om zich daar waar dat het makkelijkst is toegang te verschaffen. Het laat zich raden dat de achterzijde van het pand in dit geval de zwakke plek was. Naar het oordeel van het hof lag dit zozeer voor de hand, dat de apotheek al voordat de overval zich had voorgedaan had kunnen en moeten bedenken dat, net als voor de voorzijde van het pand, ook voor de achterzijde extra veiligheidsmaatregelen nodig waren, zeker in de nachtelijke uren.

 

Wat leren we ervan?

Het antwoord op de vraag hoe ver een werkgever moet gaan om schade te voorkomen hangt af van een belangenafweging. De kans op, en de ernst van, de schade moet worden afgewogen tegen de kosten van veiligheidsmaatregelen. De werkgever hoeft de veiligheid niet te garanderen, maar moet wel al het redelijkerwijs nodige doen. Die belangenafweging, dat redelijkheidsoordeel, is niet in een exacte formule te vangen. Het is een kwestie van inschatting van de verschillende factoren. Verschillende rechters kunnen er dan ook verschillend over oordelen.

Verder blijkt dat bepaalde zaken soms pas in hoger beroep duidelijk worden. Dat de werkneemster zelf niet hetzelfde onderricht had gehad als de collega’s. En dat het achterhek  open stond, zonder dat de werkgever daar iets tegen ondernam. Het zijn details, misschien. Ze kunnen in twijfelgevallen echter net de doorslag geven.

De werknemer wint dus uiteindelijk de rechtszaak. Of dat de in febrauri 2012 doorstane angst en pijn wegneemt is helaas wel de vraag. En ze zit zonder baan, gehandicapt, thuis. Soms repareert het recht ook alleen maar details, misschien.

 

 

Share

Pestkoppen

Niets menselijks is werknemers vreemd. Dus ook op de werkvloer laten mensen zich wel eens van hun nare kant zien. Op het werk bloeien vriendschappen en soms zelfs liefdes op, maar er kunnen ook heel akelige dingen gebeuren. Dat ondervond een Amsterdamse politieman, die door zijn collega’s werd weggetreiterd. In 2006 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak over in mobbing ontaard groepsgedrag.

Buitengesloten...
Buitengesloten…

Als het goed is, heerst er op de werkvloer een zekere teamspirit. Onderlinge betrokkenheid en loyaliteit, het gevoel een groep te zijn. Die zijn noodzakelijk, en prachtig. Maar groepsgedrag kan ook ontaarden in het buitensluiten van mensen die net wat anders zijn.

Wat was er aan de hand?

In 1977 was de politieman gaan werken bij de Amsterdamse politie. Hij is dertien jaar lang werkzaam in een van de lastigste buurten van de hoofdstad. Dat gaat allemaal prima. In 1990 wordt hij benoemd in een bureaufunctie bij de recherche. Hij gaat werken als misdaadanalist en wordt enkele jaren later bevorderd tot brigadier.

Het lijkt dus goed te gaan met deze politieman. Promotie gemaakt en niet meer dag in dag uit blootgesteld aan agressie en gescheld op straat. Niets is minder waar. Kennelijk hebben zijn nieuwe collega’s het niet zo op hem. Hij wordt het mikpunt van pesterijen. Verwijzingen naar zijn Chinese afkomst. Meubels verplaatsen, zodat hij zijn kamer niet meer in of uit kan. Dat soort lolligheden. En dat dan dag in dag uit, jarenlang.

In 1998 meldt hij zich ziek. Hij kan de werksfeer niet meer aan en zit geestelijk volledig in de kreukels. De korpsleiding doet niets om de pesterijen te stoppen. Die vallen eigenlijk wel mee. Vrij vertaald zegt de leiding dat het niets meer is dan typisch Amsterdamse humor, moet je tegen kunnen. Het zijn maar misdraginkjes van een puberaal niveau. Het gaat om gebruikelijke pesterijtjes, die juist kunnen dienen tot versterking van de korpsgeest. Wel raadt de leiding de politieman aan om een assertiviteitscursus te volgen.

Kortom: eigenlijk is er niets aan de hand. Als dat al zo is, dan heeft de politieman de ellende over zichzelf afgeroepen. Of is hij gewoon wat overgevoelig. Ook de korpsleiding vindt het nodig om in dit verband te wijzen op zijn etnische achtergrond.  In feite pest de werkgever een beetje extra mee, door hem als een watje weg te zetten.

Ziek van dat pestwerk

Het zal niet verbazen dat de politieman met deze support van zijn leidinggevenden er niet meer bovenop komt. Zijn psychische ziekte leidt tot langdurige arbeidsongeschiktheid. Na enige jaren wordt hij dan ook ontslagen, omdat hij blijvend ongeschikt is voor zijn werk als politieman. De ‘collega’s’ hebben hun zin. Dat vervelende buitenbeentje is lekker weg. Wellicht was dat niet eens expliciet de bedoeling. In hun ogen is dat toch op zijn minst een leuke bijkomstigheid.

De gepeste politieman slaat echter terug, met een schadeclaim. Hij is ziek geworden van het gepest op het werk. De werkgever had hem daartegen moeten beschermen. Hij is zijn gezondheid én zijn baan kwijt, omdat er niet is opgetreden tegen de pesterijen.

Ach, het waren maar geintjes

De korpsleiding ziet het toch allemaal anders. Als de zaak eenmaal bij de rechter ligt, bestrijdt ze de feitelijke gebeurtenissen zoals de oud-medewerker die schetst niet. Alleen vormen die volgens de leiding geen getreiter, maar onschuldige grapjes. Die komen overal voor. En nu de oud medewerker zo overgevoelig is, is hem ook nog eens een assertiviteitscursus aangeboden.

Als het al zo is dat hij echt werd gepest, dan is de ziekte daar niet door veroorzaakt. De oorzaak ligt in zijn kwetsbare en overgevoelige karakterstructuur. Niet alleen zijn etnische achtergrond, maar ook verschillende jeugdtrauma’s zouden hem parten spelen.

En nu: kappen

De rechter stelt zich op als een strenge bovenmeester: “en nu is het genoeg jongens, kappen!”  De uitspraak is iets anders geformuleerd, maar daar komt het wel op neer. Er wordt een corrigerende tik uitgedeeld aan de politie.

Er is volgens de Centrale Raad sprake geweest van kwellerij en getreiter dat de grenzen van het toelaatbare vergaand overschreed. Als zich zo’n ernstige normschending voordoet, moet geconcludeerd worden dat de politieman onder buitensporige arbeidsomstandigheden heeft moeten werken. Het is daarom ook voldoende waarschijnlijk dat het werk de oorzaak is geweest van de ziekte. In feite moest de politieman werken onder condities waarvan iedereen ziek zou zijn geworden. Bovendien had hij zich bij zijn werk in een lastige buurt prima staande weten te houden.

Dat hij misschien door zijn geschiedenis en persoonlijkheid extra gevoelig was, is dan ook niet relevant. En ernstig grensoverschrijdend gedrag moet worden aangepakt. Er kan niet volstaan worden met het weerbaarder maken van het slachtoffer.

Wat leren we ervan?

Werkgevers moeten hun personeel beschermen tegen intimidatie en gepest door collega’s. Bijvoorbeeld door pestkoppen aan te pakken en door te zorgen voor opvang van slachtoffers. Misschien ook een meldpunt instellen of een anti-pestprotocol invoeren.

Wat de korpsleiding hier heeft gedaan kan volstrekt niet door de beugel. Zij heeft stelselmatig getreiter vergoelijkt en gerelativeerd. In plaats van de daders aan te pakken, adviseerde de leiding de politieman aan zichzelf te gaan werken. Misschien hadden juist de collega’s moeten worden bijgeschoold in behoorlijke omgangsvormen.

Vaak is het lastig om te bewijzen dat de werknemer ziek is geworden van zijn werk. Zeker bij psychische ziektebeelden. De persoonlijkheid en de privé-omstandigheden van de werknemer kunnen net zo goed de oorzaak zijn. De ene werknemer wordt ziek als hij te zwaar werk heeft, maar de andere juist weer niet.

Voor schadeclaims van ambtenaren die zeggen psychisch ziek te zijn geworden van hun werk geldt de buitensporigheidseis. Wanneer de werkomstandigheden objectief buitensporig zijn, is er geen ruimte meer voor twijfel over de oorzaak. Dan moet worden aangenomen dat de schade werkgerelateerd is. De kwestie is niet langer of de werknemer te gevoelig is, maar waarom leiding en collega’s zich zo ongevoelig gedroegen.

Share

Je weet nooit hoe een konijn een haas vangt

De werkelijkheid is soms merkwaardiger dan je kunt verzinnen. Zelfs als je thuis bent in het arbeidsrecht, waar soms toch rare dingen gebeuren. Een goed voorbeeld is een zaak over een werknemer die ten val was gekomen over een konijn. Of een haas, dat is nooit duidelijk geworden.

rsz_p1000922

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch deed op 12 augustus 2014 (JAR 2014/229) uitspraak in de zaak over deze valpartij.

Wat was er aan de hand?

Een werkneemster was als schoonmaakster in dienst bij ISS. Dat had haar uitgeleend aan Dow. Haar werkzaamheden verrichte zij op de chemische fabriek van Dow, nabij Terneuzen. Deze fabriek omvat een groot bedrijfsterrein met meerdere gebouwen. Naast het fabrieksterrein bevindt zich een natuurgebied.

De werkneemster maakte schoon in de verschillende fabrieksgebouwen. De afstanden tussen de verschillende locaties waren zo groot dat zij zich per fiets verplaatste over het bedrijfsterrein. Op een kwade dag meldt zij zich ziek. Al fietsend is zij in de vroege ochtend van 19 augustus 2008 (of 16 september van dat jaar, ook dat is nooit duidelijk geworden) ten val gekomen over een konijn. Of een haas.

De werkneemster stelt ISS aansprakelijk voor de schade als gevolg van de valpartij. Haar werkgever had het gevaar van valpartijen moeten beperken. Door zelf veiligheidsmaat-regelen te treffen of door haar klant (Dow) die te laten nemen. Ook meent de werkneemster dat de werkgever haar had moeten verzekeren tegen verkeersongevallen. ISS wist immers van het bestaan van ‘allerlei gevaren’ op het bedrijfsterrein.

Had de werkgever meer moeten doen?

De werkneemster suggereert dat ze had moeten worden gewaarschuwd voor de gevaren van overstekende konijnen (of hazen). De werkgever had door het plaatsen van hekken de fietspaden op het terrein veiliger kunnen maken. Ook zouden jagers hebben kunnen worden ingezet om de kans op overstekend klein wild te beperken. Verder zou het fietspad waar de botsing gebeurde niet goed verlicht zijn geweest.

Is de werknemer met dit bord goed gewaarschuwd tegen konijnen (of hazen)?

Dat laatste gelooft de rechter niet, omdat de werkneemster zelf had verklaard in de vroege ochtend te zijn gevallen, net nadat de straatlantaarns waren uitgefloept. De rechter gaat er daarom vanuit dat er tussen zonsondergang en zonsopgang voldoende verlichting was.

Kantonrechter en hof vinden niet dat de werkgever meer maatregelen hoefde te nemen. Geen hekken, bejaging of waarschuwing dus. De zorgplicht van de werkgever houdt niet in dat de veiligheid van de werknemer moet worden gegarandeerd. Het gerechtshof acht de kans op schade door de aanwezigheid van beestjes zeer klein. Daarom hoeft de werkgever het bedrijfsterrein niet ‘konijnvrij’ te maken.

Daar komt nog bij dat hekwerken juist onveilig kunnen zijn bij een chemische fabriek als die van Dow. Bij calamiteiten moet het personeel snel geëvacueerd kunnen worden, niet gehinderd door rabbit proof fences.

Het hof oordeelt dat de enkele aanwezigheid van wat loslopende konijnen (of hazen) de werkgever nog niet tot het nemen van maatregelen dwingt. Alleen bij een ‘ware plaag van deze wilde dieren’ moet er worden ingegrepen. Het hof overweegt:

“Een ongeval als het onderhavige, hoe zeldzaam ook, kan zich (bijna) overal voordoen en degene die het treft heeft domweg pech, maar dat leidt niet tot de conclusie dat van een werkgever in het algemeen in het kader van de zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW gevorderd kan worden dat hij er naar streeft om ook dit soort in de natuur gelegen zeer kleine risico’s volledig uit te sluiten.”

En de verzekering dan?

Een werkgever kan weinig doen om verkeersongelukken te voorkomen. De zorgplicht biedt maar beperkt bescherming. Zelfs op het eigen bedrijfsterrein heeft de werkgever niet alle risico’s in de hand. Het weer, andere verkeersdeelnemers of kleinvee kunnen een ongeluk veroorzaken. Zonder dat de werkgever daar nu heel veel aan kan doen. Op het eigen terrein kan de werkgever dan nog zorgen voor goede straatverlichting en een goed berijdbaar wegdek. Buiten de fabriekspoorten is het ook maar afwachten hoe veilig het allemaal is. Bovendien heeft ook de werknemer het niet altijd in de hand of er een ongeluk gebeurt. Hoe attent hij ook rondrijdt, er kan altijd een onverwachte windstoot, rare tegenligger, haas (konijn) of afgevallen boomtak opduiken.

En als het dan een keer misgaat in het verkeer, dan kan de schade wel heel ernstig zijn. Terwijl werkgever noch werknemer die kunnen voorkomen. Daarom heeft de Hoge Raad enkele jaren geleden bepaald dat een werknemer door de werkgever adequaat verzekerd moet worden tegen verkeersschade. Die verzekeringsplicht geldt ook op de fiets, en ook op het eigen terrein van de werkgever. Dit blijkt onder meer uit het arrest in de zaak Maatzorg.

Die verzekeringsplicht helpt de schoonmaakster in dit geval echter niet om de schade door de val over een konijn (of haas) alsnog gedeeltelijk op de werkgever te verhalen. De cao biedt een zekere schadeloosstelling voor werkgerelateerde ongevallen. Volgens het hof had de werkneemster niet duidelijk gemaakt waarom die cao-vergoeding niet adequaat zou zijn. Het hof vindt het niet fair dat de werkgever pas in de loop van de procedure te horen krijgt wat de werknemer precies bedoelt met het verzekeringsargument.  Wie pas laat een konijn (of haas) uit de hoed tovert,  heeft dus iets uit te leggen.

Wat leren we ervan?

De werkgever heeft een vergaande zorgplicht. Zo moet hij het bedrijfsterrein voorzien van deugdelijke verlichting. De werknemer moet worden beschermd tegen wilde dieren, mits er sprake is van een ware plaag. De zorgplicht is wel begrensd. De veiligheidsmaatregelen moeten in redelijkheid te vergen zijn. Ieder risico uitsluiten, tegen elke prijs, hoeft niet. Verder laat deze zaak zien dat een werknemer zijn schadeclaim op grond van de verzeke-ringsplicht goed moet motiveren.  In ieder geval als pas in hoger beroep enigszins duidelijk wordt wat de strekking is van de claim.

Deze zaak laat zien dat de omvang van de kans op schade moet worden afgewogen tegen de kosten van de maatregelen. (Zie ook mijn blog over de werknemer van de overvallen nachtapotheek.) De belasting die deze maatregelen voor de organisatie met zich brengen én andere veiligheidsrisico’s zijn ook relevant. In dit geval zouden anti-konijnenhekken tot onveilige situaties kunnen leiden bij een ontploffing of brand.

Deze zaak maakt ook duidelijk dat naarmate het gevaar groter is, en naarmate dat gevaar ook meer door de werkgever in het leven is geroepen, er meer veiligheidsmaatregelen van de werkgever kunnen worden verlangd. Is het gevaar juist klein, en heeft de werkgever dat gevaar ook niet zelf vergroot, dan hoeft de werkgever niet allerlei bijzondere veiligheidsmaatregelen te treffen. (Dat zou bijvoorbeeld anders kunnen liggen als de werkgever het bedrijfsterrein nooit schoonmaakt en rondslingerende etensresten hordes ratten en roofvogels aanlokken.) Zelfs als de werkgever de schade had kunnen voorkomen, is de nare conclusie soms toch dat de werknemer simpelweg extreem veel pech heeft gehad. Zowel op het fietspad als in de rechtszaal.

Share

Zomerhitte

Het KNMI voorspelt tropische temperaturen. Heerlijk, als je van plan was een dagje naar het strand te gaan. Minder aangenaam, als je puffend van de hitte toch gewoon je werk moet doen. Zeker als er op de werkplek geen goede manier is om verkoeling te vinden. Oververhitting door inspannende werkzaamheden is medisch gezien ongezond, maar het kan ook tot juridische ellende aanleiding geven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een uitspraak van de Kantonrechter Bergen op Zoom van 14 september 2012 (JAR 2012/265). Deze zaak draait om de gebeurtenissen op een warme zomerdag (24 juli van dat jaar)  in een sigarettenfabriek.

Veilig werkschoeisel?
Veilig werkschoeisel?

Wat was er aan de hand?

In een grote fabriek in Bergen op Zoom worden verpakkingen voor sigaretten gemaakt. In een 50 meter lange productiestraat worden grote rollen papier omgezet in bedrukte vellen verpakkingsmateriaal. Daarbij worden dus hele grote, zware papierrollen karton en verschillende bijtende chemicaliën gebruikt. Dit alles in een productiestraat met bewegende, plettende en snijdende onderdelen.

Het werk is dus niet ongevaarlijk. Er zijn daarom uitvoerige veiligheidsvoorschriften opgesteld. Het personeel gaat jaarlijks 12 uur op cursus, waarin die voorschriften en veilig werken in het algemeen worden behandeld. In individuele feedbackgesprekken wordt veilig werken ook besproken. Er worden met de werknemers zelfs ‘veiligheidscontracten’ gesloten. In de fabriek hangen borden waarop de belangrijkste veiligheidsinstructies nog eens staan afgebeeld. Een van de regels op de productiestraat is dat daar altijd veiligheidsschoenen moeten worden gedragen.

Knipsel 3In de veiligheidscontracten is bepaald dat bij overtreding van de voorschriften een waarschuwing, schorsing of ontslag kan worden opgelegd. In beginsel in die volgorde, maar als de overtreding maar erg genoeg is, kan direct tot ontslag worden overgegaan.

Op de productiestraat werken onder andere een drukker, al sinds 1996 in dienst, en een visueel inspecteur, die vanaf 2008 in dienst is. Op die hete 24e juli hebben ze hun werk een deel van de tijd zonder veiligheidsschoenen verricht. De werkgever tolereert dit niet. Een dag later wordt de drukker op staande voet ontslagen wegens het overtreden van de veiligheidsvoorschriften. Zijn collega wordt eerst nog geschorst. Na nader onderzoek en een gesprek wordt ook zij, op 30 juli, alsnog op staande voet ontslagen.

Ook in de arbeidsverhouding is de temperatuur behoorlijk opgelopen. De werknemers spannen een kort geding aan om hun ontslag terug te draaien.

Veiligheid is geen bijzaak

De werknemers betogen onder meer dat het gevaar op de werkplek heel beperkt was. De schoenen zijn bedoeld om te beschermen tegen brandgevaar en beknelling en het risico daarvan was klein. Beide gevaren hebben zich ook niet voorgedaan. Veiligheidsschoenen zijn eigenlijk een beetje overdreven. En een ontslag al helemaal.

De rechter gaat niet mee in dit betoog. Kort gezegd komt de uitspraak erop neer dat de werkgever de baas is. Hij bepaalt de orde en de gang van zaken binnen de onderneming. Het is niet aan werknemers om veiligheidsvoorschriften te bagatelliseren, die moeten zich daar gewoon aan houden. De rechter oordeelt dat het ‘volledig navolgbaar’ is dat de werkgever hoge prioriteit hecht aan veilige arbeidsomstandigheden en handhaving daarvan.

Een sanctie acht de rechter gepast, maar is een ontslag op staande voet wel gerechtvaardigd? Het is twijfelachtig of de werknemers wisten dat hun wangedrag zo ernstig was dat de stappen van waarschuwing en schorsing zouden worden overgeslagen en ze direct ontslag riskeerden. Ze wisten dat het niet mocht, maar dat hun gedrag vér over de grens ging? Ze wijzen er ook op dat collega’s die geen hoorbeschermingsmiddelen droegen niet werden ontslagen. Zij werden eerst gewaarschuwd.

De rechter vindt dat de werkgever niet heeft aangetoond waarom het niet dragen van schoenen anders moet worden behandeld dan oordopjes of handschoenen. In ieder geval is dat aan de werknemers niet uitgelegd. In 2011 heeft de werkgever nog een brief gestuurd waarin verteld is dat het belangrijk is om schoenen met anti-statische zolen te dragen, maar verder is er geen bijzonder aandacht besteed aan het dragen van veilige schoenen. Ook op de waarschuwingsborden nemen de schoenen geen bijzondere plaats in.

Wie de bal kaatst…

Belangrijker nog is dat de temperatuur en luchtvochtigheid in de fabriekshal op 24 juli heel hoog waren. Het was er ruim 31 graden, bij een luchtvochtigheid van om en bij de 37%. Weliswaar heeft de werkgever betoogd dat er zonder anti-statische zolen een te groot gevaar op vonkvorming is. Dat is gezien de gebruikte chemicaliën levensgevaarlijk. Maar als de werkgever beperking van dat gevaar echt zo belangrijk vindt, is volgens de rechter lastig te verklaren waarom er niets aan temperatuurschommelingen en aan de hoge luchtvochtigheid is gedaan. Die vergroten het risico van elektrostatische ontladingen aanzienlijk. Het personeel had al regelmatig over het uiterst onaangename klimaat in de fabriekshal geklaagd.

Het blijkt ook dat de twee werknemers al langer gezondheidsklachten hadden. Ze werden door de hitte bevangen op die warme juli-dag. Ze hadden hun zware schoenen uitgetrokken om het een klein beetje koeler te krijgen. ‘Om erger te voorkomen’, zo betoogde hun advocaat voor de rechter.

Al met al vindt de rechter de sanctie van een ontslag op staande voet te zwaar. Wat de werknemers deden mocht echt niet, en ze hadden op en veel veiligere manier verkoeling moeten zoeken. Maar de werkgever heeft hun overtreding wel in de hand gewerkt door helemaal niets te doen aan uiterst onaangename arbeidsomstandigheden. Bovendien was zijn ontslagbeleid niet consequent, en wisten de werknemers niet dat het een ontslag boven het hoofd hing. Ze hadden tot die ene warme dag ook prima gefunctioneerd en geen veiligheidsvoorschriften overtreden.

Wat leren we ervan?

Veilig werken is belangrijk. Werknemers die veiligheidsregels aan hun laars lappen, dan wel hun blote voeten daaraan afvegen, kunnen geconfronteerd worden met ontslag. Zeker als de werkgever het belang van naleving van de veiligheidsvoorschriften bij de werknemers heeft ingeprent. Zoals de werkgever hier ook heeft gedaan: de werknemers informeren en onderwijzen en dat alles bijna tot vervelens toe herhalen.

Dat wil niet zeggen dat een ontslag dan altijd stand houdt. Zeker aan een ontslag op staande voet worden hoge eisen gesteld. Niet alleen het veiligheidsbeleid, ook het ontslagbeleid moet begrijpelijk en consequent zijn. Misschien maken werkgevers die geen zero tolerance beleid voeren – bij elke overtreding volgt ontslag – het zich wel wat moeilijk. Het is soms lastig is uit te leggen wat het juridisch relevante verschil is tussen een oordop, handschoen of een veiligheidsschoen. En al helemaal om dat aan al de werknemers duidelijk te maken.

De belangrijkste les is echter dat een werkgever niet ver komt met een pot verwijt de ketel-achtige ontslaggrond. Zonder schoenen werken is gevaarlijk, maar tropische omstandigheden zijn dat ook. De werkgever heeft de overtreding in de hand gewerkt, met een niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk onaangenaam werkklimaat. Met klachten van het personeel over de fysieke omstandigheden werd helemaal niets gedaan. De door de werknemers gekozen oplossing is wel heel dom, maar het is wel begrijpelijk dat ze daar voor kozen. Kennelijk vertrouwden ze er niet op dat de werkgever klaar zou staan met begrip, laat staan een verkoelend drankje, als ze hun werk wegens de grote hitte even neer zouden leggen.

De zorg voor veilig werken moet niet alleen blijken uit het opstellen en volgen van regels en protocollen. Werknemers moeten ook serieus worden genomen, en moeten het vertrouwen hebben dat hun werkgever niet alleen op papier om hun veiligheid geeft. Veiligheidsschoenen voorschrijven levert soms niet meer op dan een gevoel van schijnveiligheid.

Share

Dit is een overval!

Gewapende overvallen komen gelukkig steeds minder voor. Ze halen wel vaak het nieuws. Daardoor zou je als middenstander of winkelmedewerker toch een licht onveilig gevoel kunnen krijgen. De  overval op de juwelier in Deurne, waarbij de twee overvallers het leven lieten, leidde tot veel rumoer. Het goede nieuws is echter dát overvallen nieuws zijn. Ze zijn niet normaal en daarom nieuwswaardig.

De overval in Deurne heeft geleid tot een strafrechtelijke discussie. Waar liggen de grenzen van rechtmatige zelfverdediging en waar slaat noodweer om in doodslag? Ook in het arbeidsrecht kunnen echter vragen rijzen naar aanleiding van overvallen. De kantonrechter Maastricht deed op 29 januari 2014 uitspraak over een overval op een nachtapotheek. Daarbij raakte een werkneemster ernstig gewond.

De apotheek was in duisternis gehuld...
De apotheek was in duisternis gehuld…

Een angstige avond

De werkneemster, apothekersassistente, heeft op 12 februari 2012 als enige dienst in een nachtapotheek. Aan de straatkant is de apotheek met een rolluik beveiligd. Klanten worden ’s nachts vanachter een gepantserd loket geholpen. Daar bevindt zich ook een alarmknop. Aanvankelijk is het een rustige dienst. De werkneemster verblijft daarom op de tweede verdieping, in afwachting van klandizie.

Helaas besluit een drietal overvallers het pand via de achterkant te benaderen. Ze maken de buitenverlichting onklaar en beklimmen de aanbouw van de apotheek. Met stoeptegels breken ze het (dubbele) glas van een raam op de eerste verdieping. De apothekersassistente hoort lawaai en zet het raam open om beter te horen waar dat precies vandaan komt.

Daarna gaat alles heel snel. Er is gestommel op de eerste verdieping, dan op de trap naar de tweede. Er is een alarmpieper, maar die ligt op zijn vaste plek, beneden in de winkel. De werkneemster probeert nog de politie te bellen, maar in haar zenuwen mislukt dat. Inmiddels hebben de overvallers haar weten te vinden.  Ze richten een vuurwapen op haar en eisen toegang tot de kluis. De werkneemster heeft de sleutel niet. Ze kan de overvallers dus hun zin niet geven. De apothekersassistente vreest daarom voor haar leven. Ze ziet geen andere uitweg dan het open raam en springt naar buiten.  Verschillende fracturen, waaronder een verbrijzelde enkel, zijn het gevolg. Sinds februari 2012 is ze arbeids-ongeschikt.

De overvallers zijn slechts 40 seconden in de apotheek geweest. Ze hebben ongeveer 100 euro buit weten te maken.

Had dit voorkomen kunnen worden?

De werkneemster stelt de werkgever aansprakelijk. Ze meent dat de werkgever meer had moeten doen om het overvalrisico te beperken. Haar tijdelijke contract is intussen afgelopen en niet verlengd.

De achterzijde van de apotheek was volgens de werkneemster niet goed beveiligd. De overvallers konden met heel simpele hulpmiddelen, stoeptegels, een niet beveiligd raam ingooien en het pand betreden. Verder was ze niet geïnstrueerd door de werkgever hoe te handelen bij  overval. Na de overval zijn de ramen aan de achterkant van tralies voorzien. Ook zijn de deuren aangepast en is de bekabeling van de verlichting aan de achterzijde verbeterd. Verder is de instructie voor het gebruik van de alarmpieper aangepast: werknemers moeten die nu te allen tijde bij zich dragen. Dat had eerder moeten gebeuren. Nu heeft de apotheker de put gedempt nadat het kalf al verdronken was.

De werkgever betoogt dat er voordat de overval plaatsvond er geen reden was om meer te doen.

Wat oordeelt de rechter?

De rechter volgt het betoog van de werkgever. De rechter vindt van belang dat een apotheek niet bijzonder overvalgevoelig is, anders dan een bank of een juwelier.  Er was, tot die noodlottige 12e februari, ook nog nooit een overval gebeurd. De kluis bevat ook geen enorme hoeveelheden geld, de kas wordt regelmatig afgestort. Heftige medicijnen (opiaten) zitten achter slot en grendel. De voorkant van het pand en de apotheek zelf waren in ieder geval goed beveiligd. Het te verwachten risico in dit bedrijf zat hem in ‘klantcontacten’. Dat was met de maatregelen aan de voorzijde afdoende opgevangen.

De overval via de achterzijde lag minder voor de hand. Maar ook wat dat betreft vindt de rechter dat er voldoende is  gedaan. De achterkant van het pand grenst aan een woonwijk en is (normaliter) verlicht. Het dak van de aanbouw ligt zo’n 3 meter boven de grond. Geen van de ramen kan open en er zit dubbel glas in. Volgens de rechter nodigt het pand aan de achterkant dan ook niet uit tot inbreken.  

Daar komt bij, dat de werkgever zijn personeel een training ‘omgaan met verbale agressie en geweld’ heeft gegeven. Vlak voor de overval had de werkgever nog laten adviseren over de veiligheidsmaatregelen door een arbodienst. Die zag op dat moment geen noodzaak tot verdere maatregelen.

De overval verliep zo snel dat de rechter het niet waarschijnlijk acht dat het bij de hand hebben van een pieper zou hebben geholpen. Die lag juist in de apotheek zelf, omdat men daar wel ‘gedoe’ verwachtte. Maar zelfs als de werkneemster had ‘gepiept’ zouden de overvallers haar in het nauw hebben kunnen drijven.

Ten slotte vindt de rechter niet dat je mag concluderen dat de werkgever te weinig heeft gedaan omdat hij de apotheek inmiddels heeft omgetoverd in een Fort Knox:

“Dat zij omwille van het veiligheidsgevoel van haar medewerkers na de overval besloten heeft aan de achterzijde overal tralies voor de ramen met veiligheidsglas te plaatsen – waardoor het pand er thans uitziet als een gevangenis – wil niet zeggen dat zij op het moment van de overval niet aan haar zorgplicht voldaan had.”
Een onneembare vesting hoeft de zaak niet te worden...
Een onneembare vesting hoeft de zaak niet te worden…

Wat leren we ervan?

De werkgever moet voor de veiligheid en gezondheid van zijn personeel zorgen. Die verplichting gaat ver, maar is niet onbegrensd.  Als er geen concreet overvalrisico is, hoeft zelfs een winkel die op ongure tijdstippen open is geen onneembare vesting te zijn.  De werkgever moet anticiperen op mogelijke gevaren. Hij mag de omvang van zijn veiligheidsmaatregelen – is dubbel glas voldoende of moet er pantserglas worden geïnstalleerd – afstemmen op de omvang van het redelijkerwijs te verwachten gevaar. Wat achteraf bezien wijs blijkt, hoeft de werkgever niet altijd van tevoren al te doen. Tot het onmogelijke – het bieden van een 100% garantie van de veiligheid – is de werkgever niet gehouden.

In zekere zin leert de Maastrichtse uitspraak niet veel nieuws. Deze sluit aan op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad. Die komt er kort gezegd op neer dat de wet zware verplichtingen op de werkgever legt. Toch is hij niet altijd aansprakelijk als hij de schade had kunnen voorkomen. Hij hoeft ‘slechts’ de redelijkerwijs te vergen veiligheidsmaatregelen te treffen. Wat redelijk is, wordt vooral bepaald door de omvang van het gevaar en de kosten van preventieve maatregelen. En het werk moet uitvoerbaar blijven. Ongetwijfeld is een werknemer met een kogelvrij vest, een helm en een hockeymasker op beter beschermd tegen onverlaten. Het is echter de vraag of ‘normale klanten’ van een apotheek of juwelier geholpen willen worden door iemand in een harnas, of dat ze hun pillen of juwelen een deurtje verderop gaan kopen.

Wel leert deze zaak dat die vaste rechtspraak soms tot onbevredigende resultaten kan leiden. De werkneemster blijft met schade blijft zitten. Haar baan is ze kwijt en ze is langdurig arbeidsongeschikt. Hoe je het wendt of keert, ligt de oorzaak daarvan in haar arbeidsomstandigheden. De werkneemster is door haar werk blootgesteld aan een gevaar, dat ze normaal niet had gelopen. Het is minder hoog dan in een bank of op een benzinestation, maar toch. In haar eentje moest ze ‘s nachts een apotheek runnen. Dat is toch wat gevaarlijker, doorgaans, dan thuis in je bedje liggen.

De huidige wet biedt werknemers die het slachtoffer worden van geweld of andere werkgerelateerde schade beperkte bescherming. Deze zaak illustreert dat het tijd is om ons nog eens op te bezinnen op het bestaande vergoedingssysteem. Moet het criterium zijn dat de werkgever verwijtbaar maatregelen heeft nagelaten? Of moet er een systeem komen dat simpelweg schade vergoedt omdat zij werkgerelateerd is?

Share

Kom van dat dak af!

Wie de Jurisprudentie Arbeidsrecht regelmatig leest, weet dat dakdekker een gevaarlijk beroep is. Bij dit werk gebeuren er vrij vaak ernstige ongelukken. Dat veroorzaakt de nodige menselijke ellende. Ook rijst dan de vraag of de werkgever de schade van het          arbeidsongeval moet vergoeden. Wie is verantwoordelijk? Had de werkgever meer preventieve maatregelen moeten treffen of had de werknemer beter uit moeten kijken?

Deze vragen spelen in de zaak Pollemans/Hoondert (Hoge Raad 20 september 1996, JAR 1996/203).

De val van een gewaarschuwd mens

Pollemans werkt al ruim een jaar voor aannemer Hoondert. Deze aannemer zet Pollemans in bij de montage van een bedrijfshal. De werkzaamheden vlotten aardig en er wordt begonnen met het maken van het dak. Dat wordt geconstrueerd met golfplaten. Het is niet veilig om over deze dunne platen heen te lopen, er zijn daarom steigers geplaatst. Vanaf die steigers kunnen de werknemers hun werk doen. De aannemer heeft zijn werknemers meerdere keren gezegd dat ze op de steigers moeten blijven. De dakplaten kunnen hun gewicht nog niet dragen.

Dakdekken is een gevaarlijk beroep
Dakdekken is een gevaarlijk beroep

Een drietal collega’s ziet Pollemans desalniettemin met enige regelmaat buiten de steigers over het dak in wording lopen. Ze zeggen hem dat hij op de steigers moet blijven; over het dak lopen is te gevaarlijk. Waarom hij daar is gaan lopen is niet duidelijk. Het ging in ieder geval niet om een stuk dak waar hij op dat moment aan moest werken. Misschien wilde hij snel, zonder omweg via de steigers, naar de schaftkeet, de wc of naar de plek waar hij wel moest werken. Op een kwade dag zien de collega’s hem opnieuw buiten de steigers lopen.

Hun waarschuwingen zijn nu echt te laat. Pollemans zakt door het dak en valt van grote hoogte op de grond. Hij loopt ernstig letsel op. Hij is langdurig en misschien wel blijvend arbeidsongeschikt

Bewuste roekeloosheid?

Werkgevers zijn aansprakelijk voor de schade van arbeidsongevallen. Dit is bepaald in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek.

Ze kunnen in twee gevallen aan deze aansprakelijkheid ontkomen. Ze kunnen aantonen dat ze alle in redelijkheid te vergen maatregelen hebben genomen om schade te voorkomen. Dan is er geen aansprakelijkheid. Of ze kunnen aantonen dat de schade veroorzaakt is door opzettelijk of bewust roekeloos handelen van de werknemer. Ook dan vervalt de schadevergoedingsplicht.

Hoondert beroept zich op die bewuste roekeloosheid. Pollemans is erop gewezen dat buiten de steigers lopen gevaarlijk is. Niet één keer, maar meerdere keren, door de werkgever en door collega’s. Voor zijn werk hoefde hij niet buiten de steigers te zijn, en zeker geen twee meter, zoals op de dag van het ongeluk. Wie willens en wetens, zonder duidelijke noodzaak, vrolijk over het dak gaat lopen, handelt bewust roekeloos. De kantonrechter en de rechtbank in hoger beroep vinden dat ook.

Daadwerkelijk bewust van de roekeloosheid?

De Hoge Raad denkt er anders over. De Raad wijst erop dat de regels over werkgevers-aansprakelijkheid nu juist zijn bedoeld om werknemers te beschermen. Ook en misschien wel juist tegen hun eigen stommiteiten. Wie dagelijks omgaat met gevaren stompt af en zal minder oplettend worden. Routine is handig, je doet het werk beter, maar dat kan ook tot teveel zorgeloosheid leiden. Tegen die achtergrond oordeelt de Raad dat niet is vast komen te staan dat Pollemans zich op het moment dat hij het dak op stapte daadwerkelijk bewust was van de gevaarlijkheid van zijn gedrag.  Dat hij eerder, meerdere malen zelfs, was gewaarschuwd toont niet aan dat hij onmiddellijk voorafgaand aan het noodlottige gedrag echt wist dat hij heel gevaarlijk bezig was.

Wat leren we ervan?

Werkgeversaansprakelijkheid moet eerst en vooral werknemers beschermen. Werkgevers kunnen daarom niet gemakkelijk aan aansprakelijkheid ontkomen met een beroep op bewuste roekeloosheid. Er is vrij veel kritiek geweest op de Hoge Raad. Door te eisen dat de werkgever moet bewijzen wat zich tussen de oren van de werknemer afspeelde, is een beroep op bewuste roekeloosheid feitelijk  onmogelijk geworden.  De werknemer is niet zelf verantwoordelijk, maar een willoos object van bescherming.

Nu blijkt uit een latere  uitspraak van de Hoge Raad over een koerier die als een wegpiraat de snelweg onveilig maakte dat een beroep op bewuste roekeloosheid nog steeds mogelijk is. Misschien is het belangrijkste van de zaak Pollemans/Hoondert niet hoe daarin geen bewuste roekeloosheid werd aangenomen, maar waarom.

Het lijkt mij dat dat resultaat vooral is bepaald door twee bijzondere factoren, die ervoor zorgden dat de Hoge Raad het niet redelijk vond om de werkgever via de nooduitgang van bewuste roekeloosheid te laten ontsnappen.

De eerste is dat de steigers in dit geval wat rommelig waren en niet of nauwelijks van hekwerk waren voorzien. Het waren zo te lezen meer loopplanken die kriskras op het dak waren gedeponeerd. Werknemers hoefden dus maar heel weinig moeite te doen om van het rechte pad af te raken.

De tweede, en belangrijkere, factor is, dat de werknemer al meerdere keren de fout in was gegaan vóór het ongeluk. Toch liet de werkgever de werknemer begaan. Het bleef bij waarschuwingen. Als iemand duidelijk een gevaar voor zichzelf en anderen is, moet de werkgever ingrijpen. Desnoods moet de werknemer worden weggestuurd en zelfs ontslag op staande voet is niet uitgesloten. Wanneer dat wordt nagelaten, hoeft het resultaat – een ongeluk én aansprakelijkheid –  niet te verbazen.

Share