Beestenboel

P1000620Veel mensen zullen Blijdorp vooral kennen als de dierentuin waar gorilla Bokito ooit heftig huis hield. In de kringen van ambtenarenrechtspecialisten is de Rotterdamse Diergaarde om andere redenen beroemd. In 2007 moest de Centrale Raad van Beroep zich buigen over de vraag of een Blijdorpmedewerker een ambtenaar was, of een werknemer. In de uitspraak van 6 september 2007 (JB 2007, 227 en TAR 2007/196) verkent de Raad de grenzen van het ambtenaarschap.

Op het eerste gezicht: een gewoon geval

In 2001 is een mevrouw gaan werken bij de Diergaarde Blijdorp. Destijds had de gemeente Rotterdam nog een heel belangrijke invloed op de dierentuin. Ze werd aangesteld als ambtenaar in dienst van de stichting die de dierentuin runde. Die constructie was eigenlijk het enige bijzondere. Ze gaat in de winkel aan de slag en dat gaat in het allereerste begin prima.

Zoals dat helaas bij wel meer werknemers (en ambtenaren) gebeurt, gaat het mis zodra ze ziek uitvalt. Er ontstaan meningsverschillen  tussen haar en haar leidinggevenden over de re-integratie. Zij voelt zich nog niet in staat tot het maken van volledige werkdagen. De werkgever verwijt haar onder meer een ‘negatieve uitstraling’ te hebben. Kortom: ze is eigenlijk niet ziek en als dat al zo is, doet ze er te weinig aan om te herstellen. Uiteindelijk meldt zij zich volledig ziek. Blijdorp ziet dat als werkweigering. Onder verwijzing naar het Rotterdamse ambtenarenreglement wordt ze per 1 mei 2004 ontslagen.

Onverwachte complicaties

In de loop van de gerechtelijke procedure tegen het ontslag duiken er merkwaardige complicaties op. De vraag rijst of de winkelmedewerkster wel een ambtenaar is. Is dat niet het geval, dan mag niet de ambtenarenrechter oordelen over het ontslag. De zaak moet dan naar de kantonrechter, die over arbeidsovereenkomsten en het einde ervan oordeelt.

Er is een benoemingsbesluit, de winkelmedewerkster zelf dacht dat ze ambtenaar was en ook de werkgever dacht dat toen ze haar ontsloeg. Maar dat blijkt onvoldoende. De wet eist dat een ambtenaar ‘in openbare dienst’ werkzaam is. Dat kan als je werkt voor een publieke organisatie zoals een ministerie, provincie of gemeente. Dat kan ook als je voor een instelling die in een privaatrechtelijke vorm is gegoten, zoals een vereniging of een stichting, werkt. Die instelling moet dan wel door een publieke organisatie beheerst worden. Er moet sprake zijn van overwegende overheidsinvloed.

Bijvoorbeeld: de overheid benoemt en ontslaat het bestuur, stelt de begroting op, keurt de jaarcijfers goed (of af) en bemoeit zich ook met de dagelijkse gang van zaken. In feite is de private vorm dan maar schijn, en gaat het in wezen om een overheidsinstelling.

Gedaanteverandering

Het probleem, de complicatie, is dat de stichting Blijdorp tussen 2001 en 2004 van karakter is veranderd. De statuten werden aangepast. Met als gevolg dat zaken als bestuursbenoeming en jaarstukken niet langer door de gemeente gebeurden. De gemeente verloor de macht binnen de dierentuin, al behield ze nog wel een zekere invloed. Dat vond de rechter echter onvoldoende om de stichting nog tot de publieke dienst te rekenen.

Als je die conclusie consequent doortrekt, is betrokkene geen ambtenaar meer. Het gevolg daarvan zou zijn dat de winkelmedewerkster met haar zaak bij de verkeerde rechter is aangeland. Het zou opnieuw moeten, bij een andere instantie. En dat drie-en-een-half jaar na het ontslag, zonder dat haar voor haar ontslag was verteld dat ze geen ambtenaar meer was. Die consequentie is de Raad ook te gortig. Voor deze ene keer acht hij zich bevoegd om te oordelen over een niet-ambtenaar.

Het ontslagbesluit wordt vervolgens vernietigd. De historie vermeldt niet hoe het verder is gegaan. Het zou zo maar kunnen dat de medewerkster alsnog, op een andere grond, is ontslagen. En dat de kantonrechter daarna over dat ontslag heeft geoordeeld.

Wat leren we ervan?

Het verschil tussen ambtenaren (eenzijdig benoemd door overheidsinstelling) en werknemers (werkzaam op basis van een tweezijdig arbeidscontract) lijkt simpel. Dat valt dus tegen. En dat kan soms tot lastige grenscomplicaties leiden.

Je zou ook kunnen zeggen dat het verschil wel meevalt. Blijkbaar kunnen dezelfde taken prima –  of in dit geval dan:  niet zo prima – door ambtenaren of werknemers worden verricht. Het omgekeerde kan overigens ook: veel overheidsinstellingen, onder meer het Uwv, hebben werknemers en geen ambtenaren in dienst om hun taken te verrichten.

Het verschil is in feite niet meer dan een formaliteit. Betrokkenen zelf merken er niets van of ze ambtenaar zijn, of werknemer. Achteraf pas, als de juristen er bij worden gehaald wordt het lastig. Het onlangs door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel om de aparte rechtspositie voor ambtenaren af te schaffen sluit mooi bij aan bij de gedachte dat het verschil meer schijn is dan wezen. Vanaf 2017 worden de meeste ambtenaren werknemers.

P1000619Nu valt er voor en tegen dat wetsvoorstel veel te zeggen. Het valt echter lastig vol te houden dat het verkopen van pluchen bokitootjes een typische overheidstaak is, die uitsluitend door overheidsdienaren met een speciale wettelijke status zou mogen worden verricht.

Share

Geschiedenisles

Het was gisteren een historische dag in de Tweede Kamer, 18 februari 2014. In een vloek en een zucht nam de Kamer het Wetsvoorstel werk en zekerheid aan.

Deze wet gaat het Nederlandse ontslagrecht ingrijpend wijzigen. Het voorstel is eind 2013 ingediend, er is vorige week over gedebatteerd en nu is het bijna zo ver.

wet werk en zekerheidWetenschappers, praktijkbeoefenaars, sociale partners en politici verschillen van mening of het ontslagrecht beter wordt. Ook wordt er wel betwijfeld of er eigenlijk wel iets fundamenteels verandert, of dat min of meer dezelfde regels op een andere manier worden vastgelegd. Critici vrezen dat we het oude systeem, maar dan ingewikkelder, in feite behouden. Dat neemt niet weg dat er veel zal veranderen. Een belangrijk onderdeel van het bestaande ontslagrecht dat naar de vuilnisbelt van de geschiedenis gaat verdwijnen is het ‘gevolgencriterium’. Dat criterium is geïntroduceerd in de zaak Lampe/De Vries (Hoge Raad 1 december 1961, NJ 1962, 78). We gaan terug in de tijd.

De sfeer was om te snijden

Mevrouw De Vries treedt in 1950 als cheffin in dienst op de coupeerafdeling van een winkel van Lampe in Amsterdam. Dat gaat aanvankelijk naar ieders volle tevredenheid. Totdat een paar jaar later ene juffrouw, zoals dat toen nog heette, Vos haar intrede doet. Er ontstaan onderlinge wrijvingen en conflicten. Het gaat onder meer om de door De Vries gegeven ordevoorschriften. Lampe voert daarop een aantal veranderingen door op de afdeling. Juffrouw Vos wordt belast met werk op de ‘afdeling snelpomp’. De Vries krijgt het akelige vermoeden dat juffrouw Vos op haar baan uit is, en daarin wordt gesteund door Lampe.

Het conflict suddert door. Op zaterdag 22 maart 1958, dat was toen een werkdag, barst de bom. De Vries laat haar gezag als chef gelden en treft maatregelen. Kennelijk is dit zo heftig, dat juffrouw Vos zich beklaagt bij de werkgever.

Op maandag stelt Lampe De Vries ‘na het gebeurde van Zaterdag j.l.’ op non-actief. Lampe constateert dat er onoverkomelijke problemen in de onderlinge samenwerking zijn. Zij vraagt een ontslagvergunning aan. Met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn wordt De Vries per 1 augustus 1958 ontslagen.

Maar dat is niet redelijk…

De Vries stapt naar de rechter en eist schadevergoeding. Zij vindt dat ze kennelijk onredelijk is ontslagen. Ze eist het voor die tijd astronomische bedrag van f 25.000, ongeveer 4 maal haar jaarsalaris.

Haar betoog dat de problemen door de werkgever zijn veroorzaakt vindt geen gehoor. De Vries slaagt er niet in te bewijzen dat de werkgever het vooropgezette plan had haar weg te werken. Het samenwerkingsprobleem vormt een valide reden om tot ontslag over te gaan. In zoverre is het ontslag ook niet kennelijk onredelijk.

De werkgever heeft zich ook gehouden aan de andere wettelijke voorschriften voor ontslag, zoals de opzegtermijn. De rechter stelt echter ook vast dat De Vries evenmin valt te verwijten dat het conflict is ontstaan.

Belangenafweging

Toch acht de rechter het ontslag uiteindelijk kennelijk onredelijk. De werkgever heeft een redelijk bedrijfsbelang voor ontslag. De werknemer wordt door het ontslag echter onevenredig zwaar getroffen. Als 48-jarige zijn haar kansen op vergelijkbaar werk slecht en ze is geruime tijd in dienst geweest. De werkgever heeft geen financiële regeling voor haar getroffen. Daar komt nog bij dat ze min of meer op staande voet is ontslagen. Tussen die noodlottige zaterdag en de ontslagdatum heeft ze niet meer gewerkt. De Vries wordt een vergoeding van f 4.000 (ongeveer 8 maandsalarissen) toegekend.

De Hoge Raad volgt dat oordeel. Een ontslag kan kennelijk onredelijk zijn, ook al heeft de werkgever een goede ontslaggrond en heeft hij zich niet onbehoorlijk gedragen. De gevolgen van het ontslag kunnen de werknemer te hard treffen. Een vergoeding kan die disbalans in de belangenafweging wegnemen.

In latere rechtspraak is het gevolgencriterium verder uitgewerkt. Ontslagvergoedingen op grond van het gevolgencriterium werden zeker geen hoofdregel. Er moest wel iets bijzonders aan de hand zijn, bijvoorbeeld een lang dienstverband of een moeilijke arbeidsmarktpositie van de werknemer. Hoe bijzonder dat moest zijn, evolueerde wel. Kort gezegd werd het criterium ‘gewoon onredelijk’ in plaats van ‘apert onredelijk’.

Wat moeten we ervan onthouden?

Eigenlijk kunnen we de zaak Lampe/De Vries vergeten.

In het nieuwe ontslagrecht verdwijnt het gevolgencriterium immers. Werknemers krijgen wel recht op een transitievergoeding. Die is vaak lager dan wat rechters nu toekennen. (In het geval van De Vries zou de vergoeding zijn uitgekomen op ongeveer 2,5 maandsalarissen.) Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er nu in veel gevallen helemaal geen vergoeding wordt toegekend.

In het komende recht heeft de werknemer alleen recht op een hogere vergoeding als de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dan moet het gaan om zeer ernstig wangedrag. Bijvoorbeeld het bewust naar buiten pesten van personeel door ze te belasten met een juffrouw Vos-achtige collega. Kan de werknemer dit wangedrag niet aantonen, dan houdt het op.

Eén ding moeten we misschien toch onthouden van de zaak Lampe. Het kennelijk onredelijk ontslag werd in 1953 in de wet opgenomen. Het was bedoeld voor vrij uitzonderlijke situaties. Niet heel veel jaren later blijkt de rechtspraak ruimhartiger voor werknemers dan wetsgeschiedenis en wettekst suggereren. Dat zou ook met de nieuwe, eveneens voor uitzonderingsgevallen bedoelde, hoge ontslagvergoeding kunnen gebeuren. Zeker als er sprake is van arbeidsconflicten of andere impasses in de samenwerking, waarin ontslag onvermijdelijk is maar waarin een beperkte vergoeding wringt.

Zal de geschiedenis zich gaan herhalen?

Share

Love is all around

ValentijnIn deze bange dagen van NSA-afluisterschandalen ga je je toch afvragen hoe ‘ze’ dit ook weer weten. Uit een recent rapport van het CBS blijkt dat zo’n 300.000 werknemers een relatie hebben met een collega. Vooral in de landbouwsector en de financiële dienstverlening slaat de vonk vaak over. Zelfs het CBS schijnt niet te weten hoeveel stellen elkaar op of via het werk hebben leren kennen; dat schijnen er nog veel meer te zijn. Love is all around us, ook op de werkvloer.

Hoewel het Valentijnsdag is vandaag, wil ik het toch maar hebben over de problemen die met de liefde en werk gepaard kunnen gaan. Te denken valt aan relaties tussen leidinggevenden en hun ondergeschikten, of tussen docenten en leerlingen of tussen zorgverleners en patiënten. De media berichtten recentelijk over relaties tussen medewerkers en gedetineerden in TBS-instellingen. Nu zal duidelijk zijn dat dat allemaal niet mag. Soms kan zelfs een relatie met een medewerker van een concurrent tot problemen leiden.

Sleeping with the enemy

Een bekende zaak is die van de directeur van Feyenoord die een relatie kreeg met de directeur van Ajax. Feyenoord zag dat niet zo zitten.

Zij vroeg de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met haar directeur te ontbinden (Ktr. Rotterdam 13 augustus 1998, JAR 1998/180).

Wat was er aan de hand? In de vroege zomer van 1998 vertelt de directeur van Feyenoord aan haar werkgever dat ze een relatie heeft met haar Ajax-collega. Onduidelijk is of er al ‘iets’ speelde in 1996, toen ze in dienst trad bij Feyenoord.  De club verwijt haar in ieder geval wel dat ze niet eerder heeft gemeld dat ze een verhouding had gekregen met de directeur van de grootste concurrent. Niet alleen beschikt ze als directeur over zeer gevoelige bedrijfsinformatie. In een zo met emoties verbonden bedrijfstak als het betaald voetbal ligt de relatie met andere clubs sowieso gevoelig. Wat moet de harde kern van Vak S hier niet van denken?

De directeur is zich onvoldoende bewust geweest van de gevoeligheid van haar positie. Daar past een relatie met een belangrijke medewerker van één van de grootste concurrenten niet bij.

Verliefd zijn doe je maar in je eigen tijd

De rechter begrijpt heel goed dat Feyenoord haar vertrouwen in de directeur verloren heeft. Blijkbaar is de kans dat de directeur, al is het maar per ongeluk, informatie deelt met haar partner te groot. Dat ze zelf nog wel mogelijkheden ziet bij Feyenoord is onvoldoende. De club heeft terecht geen vertrouwen meer in een goede samenwerking en dat valt ook niet te repareren.

Verder oordeelt de rechter dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet aan ontslag in de weg staat. Het grondrecht op privacy – onder meer de vrijheid van partnerkeuze – wordt begrensd door het gerechtvaardigde werkgeversbelang bij bescherming van bedrijfsgeheimen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.

Met twee benen vooruit erin

Het privacy-element van deze zaak leidt wel tot toekenning van een ontslagvergoeding aan de directeur. Volgens de rechter is in ieder geval niet bewezen dat ze welbewust het bestaan van de relatie heeft verzwegen. Er bloeide wel iets op, langzaam, maar wát precies wist ze zelf ook niet precies, zo overweegt de kantonrechter. Dat ze ervoor heeft gekozen om een relatie met de concurrent te beginnen is een heel persoonlijke beslissing, maar dat is niet verwijtbaar. Het gaat om, aldus de kantonrechter, een door iedereen te respecteren beslissing.

Nadat de duidelijkheid kwam, en de melding was gedaan, reageerde Feyenoord te ruw. Er is geen poging gedaan om te overleggen over de ontstane situatie. Wellicht had het wantrouwen kunnen worden weggenomen of had er over een vertrek van de directeur kunnen worden onderhandeld.

Feyenoord heeft al vrij snel een ontbindingsverzoek ingediend. Bovendien heeft Feyenoord de kwestie in de publiciteit gebracht met een artikel in de Feyenoordkrant van 14 juli 1998. Juist omdat de persoonlijke en meest intieme belangen van de directeur hier meespeelden, had van Feyenoord een voorzichtiger en zorgvuldiger reactie mogen worden verwacht.

De vertrouwensbreuk maakt ontslag onvermijdelijk. Feyenoords gedrag van een Ollie in de privacy- porseleinkast leidt echter tot toekenning van een fikse ontslagvergoeding. “Geen woorden maar daden” blijkt in de rechtszaal dus niet zo handig uit te pakken.

Wat leren we ervan?

Ook juridisch zijn werk en privé soms lastig te scheiden. De werkgever kan en mag consequenties verbinden aan privé-beslissingen van de werknemer. Zelfs de partnerkeuze onttrekt zich niet totaal  aan de invloed van de werkgever. Het grondrecht op privacy is, in meerdere betekenissen van het woord, geen vrijbrief.

Nu hoeft zeker niet iedere werknemer benauwd te zijn voor die bemoeienis. De bij deze zaak betrokken voetbalclubs zijn natuurlijk wel heel bijzondere concurrenten. Om niet te zeggen dat de liefde hier over de grenzen van Romeo-en-Juliaanse erfvijandschap heen ging. Bovendien betrof het werknemers in zeer hoge posities. Ze waren beeldbepalend voor hun werkgever en beschikten over bijzondere kennis en verantwoordelijkheden.

Zelfs als de werkgever zich met het liefdesleven van de werknemer mag bemoeien, moet dat met respect en omzichtigheid gebeuren. Belangrijker nog is dat de rechter in dit geval  het beginsel formuleert dat het beginnen van een relatie niet verwijtbaar is en een keuze is die door iedereen moet worden gerespecteerd. In veel gevallen van liefde op het werk zal dus een andere songtekst gelden: let love rule.

Let love rule 2014-02-13 22-11-47

Share

Schaatsen en vrijheid

Krakend ijs, een bleek zonnetje, het zingen van de ijzers en berijpte rietkragen. Schaatsen door de Nederlandse polder geeft een enorm gevoel van ruimte en vrijheid. Op de schaatsbaan ligt dat toch wat anders. En dan heb ik het niet over de politieke situatie in het land dat de Olympische winterspelen organiseert. Of de ovalen vorm van het parcours. Het is topsport en dan zijn de belangen groot. Van Olympisch niveau, inderdaad.

Topsport en vrijheid gaan daarom maar matig samen. Dat ondervond, een tijdje geleden al weer, de schaatssprinter Jan Bos.

Laat me gaan!

In de aanloop naar de Spelen van 2002 had Bos voor drie jaar getekend bij een schaats-ploeg. In zijn contract was bepaald dat hij tussentijds mocht vertrekken als zijn trainer, Peter Mueller, weg zou gaan. Verder was vastgelegd dat hij na afloop van zijn contract gedurende een half jaar niet voor een andere ploeg mocht schaatsen, op straffe van een forse dwangsom. Mueller raakt in gesprek met een andere sponsor. Hij wil de hele ploeg meenemen. Hij besluit uiteindelijk toch maar te blijven, maar dan wel tegen een flink hoger salaris.

De onderhandelingen lijken de verhoudingen binnen de ploeg te hebben veranderd. Bos wil weg. De andere sponsor betaalt meer. De verstandhouding met Mueller is niet zo goed meer. Bos voelt zich behandeld als een pion in Muellers salarisonderhandelingen, als koopwaar. Bovendien werkt er een trainer bij de nieuwe sponsor waar hij al eerder goed mee heeft samengewerkt. Hij verzoekt de kantonrechter zijn arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ook vraagt hij opheffing van het non-concurrentiebeding. In de zomer van 2000, een jaar na het afsluiten van de arbeidsovereenkomst, doet de kantonrechter uitspraak (Ktr. Tilburg 17 juli 2000, JAR 2000/186).

Beloofd is beloofd

De kantonrechter gaat, aanvankelijk, niet mee in Bos’ verzoek. Het aanbod van de andere ploeg was aantrekkelijker. Het verschil is ook weer niet zo groot dat het onredelijk zou zijn om Bos aan zijn contract te houden. Bovendien had zijn ploeg hem inmiddels ook een verbeterd bod gedaan, toen bleek dat er kapers op de kust waren. De rechter vindt van belang dat Bos en de ploeg nog niet al te lang geleden welbewust een contract voor drie jaar zijn aangegaan.

Gezien het salaris dat hem daarbij is toegekend, lijkt het er ook niet echt op dat hij toen een slechte onderhandelingspositie had. Bij ‘normale’ werknemers wordt hetgeen ze ondertekenen nog wel eens met een korreltje zout genomen. Voor hen is het een kwestie van ‘tekenen bij het kruisje’.    

Maar de kantonrechter gaat verder. Hij ziet ook dat Bos zich door het gebeurde niet langer in de groep voelt passen. De ‘chemie’ tussen hem en  Mueller is verdwenen. Het opleggen van dwang om het werk voor de ploeg onder Muellers leiding te hervatten is volgens de kantonrechter sowieso niet toegestaan, maar is gezien het gebrek aan chemie ook weinig zinvol. Als het vertrouwen bij de werknemer ontbreekt, dan is voortzetting van de arbeids-relatie weinig zinvol. Daar komt dan nog bij dat het geschil voor een deel ook al in de media is uitgevochten.

Vertrouwensbreuk of geforceerde breuk?

Vertrouwen komt te voet en vertrekt kennelijk per klapschaats. Daarmee is het verhaal nog niet af. De rechter ziet eigenlijk geen goede reden voor de vertrouwensbreuk. De problemen waren niet zo erg dat ze, in het begin, niet met gesprekken hadden kunnen worden opgelost. Bos heeft herstel van vertrouwen niet eens een kans gegeven. Hij is gesprekken uit de weg  gegaan en heeft verder onderhandeld met de nieuwe sponsor. Zo is uiteindelijk een niet te repareren breuk in de relatie geforceerd.

Het verlies van Bos is voor de ploeg een flink verlies. Er is in hem geïnvesteerd, juist met het oog op de Spelen van 2002. De ploeg had volgens de rechter respectabele commerciële belangen om Bos tot die tijd te binden. De kantonrechter oordeelt dat Bos een ontslagvergoeding aan de ploeg moet betalen.

Ontslag: geld of een goede reden
Ontslag: een zak geld of een goede reden

Het komt erop neer dat hij zonder deugdelijke grond een ontslag heeft geforceerd en dat de werkgever forse schade lijdt. De werknemer moet dan een schadevergoeding betalen. Kort gezegd moet je voor een ontslag beschikken over een goede reden, of een grote zak geld.

Wat leren we ervan?

In het ontslagrecht gaat het vaker over werkgevers die van werknemers af willen komen. En over de prijs die ze daarvoor moeten betalen. Ook werknemers kunnen echter niet ‘zo maar’ onder hun arbeidscontract uitkomen, zo toont de zaak Bos aan.

Bij het ontbreken van vertrouwen is goede verdere samenwerking natuurlijk niet te verwachten. Werknemers zullen dan ook niet tegen hun zin worden veroordeeld om verder te werken. Het recht van vrije arbeidskeuze is, volgens de Nederlandse rechter althans, een groot goed. In veel gevallen zal een werkgever, die eigenlijk nog wel verder wilde, het er daarom ook bij laten zitten als de werknemer wil vertrekken. In veel contracten komen draconische boeteclausules en heftige non-concurrentiebedingen voor. Gelet op de doorgaans matige onderhandelingspositie van werknemers gaat de rechter daar kritisch mee om.

Dat kan anders liggen bij werknemers die, in ruil voor die binding, goed betaald worden. Gouden ketenen kunnen de werknemer dus wel binden.

Beschikt de werknemer over unieke kwaliteiten en zijn de belangen enorm groot, dan kan het ook voor de werkgever interessant worden om bij vertrek een gouden handdruk te eisen.

Share

Warning: foreach() argument must be of type array|object, null given in /home/wezengaa/public_html/wp-content/plugins/kebo-twitter-feed/inc/get_tweets.php on line 257