Dikke bult

Oud-hollandse spreuken en gezegden zijn ongetwijfeld heel erg wijs en waar. Maar in het arbeidsrecht gelden ze toch niet onverkort. Een goed voorbeeld is ‘eigen schuld, dikke bult’. Als dat al een rechtsregel is, dan worden daar veel uitzonderingen op aangenomen ter bescherming van werknemers. Dit blijkt maar weer eens uit een uitspraak van de Hoge Raad van 11 juli 2014 over een gestolen lease-auto. De baas, en niet de werknemer, moet betalen als deze laatste zich de auto laat ontstelen.

Ook een manier om dieven af te schrikken...
Ook een manier om dieven af te schrikken…

Grote auto, kleine lettertjes

De werknemer is als verzekeringsarts werkzaam voor een grote pensioeninstelling. Dat is een baan waar blijkbaar een auto van de zaak bij hoort. Een BMW 320. De werkgever heeft die, zoals dat zo vaak gaat, niet in eigendom maar geleased.

Voor de werknemer is zo’n leaseauto is natuurlijk makkelijk en comfortabel, in het woon-werkverkeer en bij het bezoeken van klanten en relaties. De werknemer mag de auto ook privé gebruiken, maar moet daarvoor wel een vergoeding betalen.

En het wordt nog minder feestelijk. De werknemer heeft de leaseautoregeling van de werkgever ondertekend. Daarin is onder meer bepaald dat de werknemer netjes met de auto moet omgaan. Als een goed huisvader moet hij ervoor zorgen, zoals de regeling dat noemt, ook een fraaie oud-Hollandsche zegswijze trouwens. De regeling bepaalt verder dat:

“Werkgever zal de kosten, die werkgever ten gevolge van slecht huisvaderschap in rekening worden gebracht, inclusief eventuele gevolgschade, aan werknemer doorbelasten indien deze ontstaan zijn door het niet opvolgen of houden aan de gegeven voorschriften, wettelijke regels of onzorgvuldig gebruik.”

Ook is in de regeling bepaald dat schade die niet door de verzekering wordt gedekt, aan de werknemer wordt doorbelast als die het gevolg is van opzet, grove roekeloosheid of schuld van de werknemer. In de door de leasemaatschappij afgesloten verzekering is schade als gevolg van, onder meer, eigen schuld en onvoorzichtigheid niet gedekt.

En dan gaat de werknemer een ritje maken, op vrijdag de dertiende nog wel.

Een ongeluksdag

Vrijdag 13 november 2009 draait uit op een ongeluksdag. De werknemer zoekt met de auto de natuur op en gaat een rondje lopen met zijn hond. De trouwe viervoeter doet blijkbaar erg enthousiast over dit uitje. Na afloop is hij aan een wasbeurt toe. De werknemer rijdt daarom naar het het huis van een vriend in Amsterdam. Die past wel vaker op de hond, en de werknemer heeft ook de sleutels van zijn huis. Hij parkeert de auto op de oprit en laat zichzelf binnen, omdat de vriend niet thuis blijkt te zijn. In de achtertuin gaat hij de hond afspoelen met de tuinslang. Tot zover is er nog niets aan de hand.

rsz_1rsz_p1000855
Toen was-ie er nog…

Als de werknemer weer wil vertrekken, slaat de grote schrik toe. Waar is de de sleutelbos die hij even op de voordeur had laten hangen? Spoorloos verdwenen. Inclusief de autosleutel. Ook van de auto ontbreekt elk spoor, de oprit is akelig leeg. Een of meerdere dieven hadden die vrijdag juist een gelukje en zijn er met een mooie wagen vandoor gegaan.

Dat blijft niet zonder gevolgen. De verzekeraar van de leasemaatschappij stuurt de werkgever in januari 2010 een gepeperde rekening. De waarde van de gestolen BMW bedraagt maar liefst €30.000. Uiteindelijk wordt de auto teruggevonden en belandt in een politiedepot. De BMW wordt bij opbod verkocht, maar de verzekeraar blijft met een forse restschade zitten, bijna €12.000. De werkgever spreekt op zijn beurt de werknemer aan.

Wie zal dat betalen?

De werknemer heeft dus een flink probleem. Hij heeft voor de leaseregeling getekend, met daarin de regel dat schade door eigen onvoorzichtigheid moet worden vergoed. Maar dat gaat in dit geval wel heel erg ver. Het gaat om veel geld. Zelfs al kan dat in termijnen, door inhouding op zijn salaris, worden terugbetaald. Het gaat om een te groot risico voor een individuele werknemer. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de werkgever zich op de verhaalsmogelijkheid uit de leaseregeling beroept.

Vrijdag de 11e juli 2014 blijkt een geluksdag te zijn voor de werknemer. Nadat kantonrechter en hof de schadeclaim van de werkgever ook al afwezen, besluit de Hoge Raad op die dag dat de werknemer niet hoeft op te draaien voor zijn slordigheid.

Niet alleen is het risico voor werknemers veel te groot. Vooral acht de Raad van belang dat schadeverzekeringen gewoonlijk wél bescherming bieden tegen schade als gevolg van eigen stommiteiten. Die hoofdregel staat ook in de wet (art. 7:952 BW). Bovendien zijn werknemers alleen aansprakelijk voor schade die ze tijdens hun werk veroorzaken als ze dat opzettelijk of bewust roekeloos doen. Kortom: de werknemer hoefde er niet bedacht op te zijn dat hij enorme risico’s liep door de leaseregeling te tekenen en de auto ook privé te gebruiken. Waarschijnlijk is hij ook meer bezig geweest met de kleur en het type van de leaseauto, dan met de details van de leaseregeling en de bijbehorende verzekering. In feite stond hij ook buiten de door de werkgever gemaakte keuze voor een beperkte verzekeringsdekking. De werknemer is er in ieder geval niet expliciet op gewezen dat de auto niet al te royaal verzekerd was.

De Hoge Raad oordeelt dat een werkgever meer dan geringe schade aan zaken die hij aan de werknemer in privé ter beschikking stelt niet op die werknemer kan verhalen. Tenzij de werknemer die schade opzettelijk of bewust roekeloos heeft veroorzaakt. Of wanneer de werkgever de werknemer uitdrukkelijk de keuze heeft gegeven om de zaak volledig verzekerd of slechts gedeeltelijk verzekerd in gebruik te nemen. Een goed werkgever mag werknemers niet in stilte grote schaderisico’s laten lopen.

Wat leren we ervan?

Dat de verplichtingen van een werkgever vér kunnen gaan is niets nieuws. Deze zaak is daar toch wel een heel sprekend voorbeeld van. De rechter gaat zelfs zo ver dat hij een rechtsregel formuleert, die de mogelijkheid om schade op de werknemer te verhalen fors inperkt. Werkgevers die dat anders willen moeten hun werknemers waarschuwen én een volledige verzekeringsdekking bieden. Let wel: het gaat hier om werknemers die in hun vrije tijd van spullen van de baas gebruik mogen maken. (Al past in dit geval wel de kanttekening dat de werknemer in kwestie wel voor dit privé-gebruik moest betalen.)

Het is de vraag of werkgevers erg opgetogen zijn over de nuance die de Hoge Raad nog in deze nieuwe regel heeft aangebracht, door deze te beperken tot meer dan geringe schade. Een kras in de lak of een kapot achterlicht mogen kennelijk wél op de werknemer worden verhaald. Maar als het echt pijn gaat doen, dan is de werkgever dus aan de beurt.

Werkgevers en werknemers hebben uiteenlopende belangen en hebben een andere economische positie. Dat weegt door in het arbeidsrecht, waarin werknemersbescherming toch vaak de overhand heeft. Een belangenafweging kan daarom in het nadeel van de werkgever uitvallen. Zeker als de financiële gevolgen voor de werknemer groot zijn. Het argument dat de werkgever nu eenmaal beter in staat is om de schade te dragen of te verzekeren is in feite doorslaggevend.

Share

Zomerhitte

Het KNMI voorspelt tropische temperaturen. Heerlijk, als je van plan was een dagje naar het strand te gaan. Minder aangenaam, als je puffend van de hitte toch gewoon je werk moet doen. Zeker als er op de werkplek geen goede manier is om verkoeling te vinden. Oververhitting door inspannende werkzaamheden is medisch gezien ongezond, maar het kan ook tot juridische ellende aanleiding geven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een uitspraak van de Kantonrechter Bergen op Zoom van 14 september 2012 (JAR 2012/265). Deze zaak draait om de gebeurtenissen op een warme zomerdag (24 juli van dat jaar)  in een sigarettenfabriek.

Veilig werkschoeisel?
Veilig werkschoeisel?

Wat was er aan de hand?

In een grote fabriek in Bergen op Zoom worden verpakkingen voor sigaretten gemaakt. In een 50 meter lange productiestraat worden grote rollen papier omgezet in bedrukte vellen verpakkingsmateriaal. Daarbij worden dus hele grote, zware papierrollen karton en verschillende bijtende chemicaliën gebruikt. Dit alles in een productiestraat met bewegende, plettende en snijdende onderdelen.

Het werk is dus niet ongevaarlijk. Er zijn daarom uitvoerige veiligheidsvoorschriften opgesteld. Het personeel gaat jaarlijks 12 uur op cursus, waarin die voorschriften en veilig werken in het algemeen worden behandeld. In individuele feedbackgesprekken wordt veilig werken ook besproken. Er worden met de werknemers zelfs ‘veiligheidscontracten’ gesloten. In de fabriek hangen borden waarop de belangrijkste veiligheidsinstructies nog eens staan afgebeeld. Een van de regels op de productiestraat is dat daar altijd veiligheidsschoenen moeten worden gedragen.

Knipsel 3In de veiligheidscontracten is bepaald dat bij overtreding van de voorschriften een waarschuwing, schorsing of ontslag kan worden opgelegd. In beginsel in die volgorde, maar als de overtreding maar erg genoeg is, kan direct tot ontslag worden overgegaan.

Op de productiestraat werken onder andere een drukker, al sinds 1996 in dienst, en een visueel inspecteur, die vanaf 2008 in dienst is. Op die hete 24e juli hebben ze hun werk een deel van de tijd zonder veiligheidsschoenen verricht. De werkgever tolereert dit niet. Een dag later wordt de drukker op staande voet ontslagen wegens het overtreden van de veiligheidsvoorschriften. Zijn collega wordt eerst nog geschorst. Na nader onderzoek en een gesprek wordt ook zij, op 30 juli, alsnog op staande voet ontslagen.

Ook in de arbeidsverhouding is de temperatuur behoorlijk opgelopen. De werknemers spannen een kort geding aan om hun ontslag terug te draaien.

Veiligheid is geen bijzaak

De werknemers betogen onder meer dat het gevaar op de werkplek heel beperkt was. De schoenen zijn bedoeld om te beschermen tegen brandgevaar en beknelling en het risico daarvan was klein. Beide gevaren hebben zich ook niet voorgedaan. Veiligheidsschoenen zijn eigenlijk een beetje overdreven. En een ontslag al helemaal.

De rechter gaat niet mee in dit betoog. Kort gezegd komt de uitspraak erop neer dat de werkgever de baas is. Hij bepaalt de orde en de gang van zaken binnen de onderneming. Het is niet aan werknemers om veiligheidsvoorschriften te bagatelliseren, die moeten zich daar gewoon aan houden. De rechter oordeelt dat het ‘volledig navolgbaar’ is dat de werkgever hoge prioriteit hecht aan veilige arbeidsomstandigheden en handhaving daarvan.

Een sanctie acht de rechter gepast, maar is een ontslag op staande voet wel gerechtvaardigd? Het is twijfelachtig of de werknemers wisten dat hun wangedrag zo ernstig was dat de stappen van waarschuwing en schorsing zouden worden overgeslagen en ze direct ontslag riskeerden. Ze wisten dat het niet mocht, maar dat hun gedrag vér over de grens ging? Ze wijzen er ook op dat collega’s die geen hoorbeschermingsmiddelen droegen niet werden ontslagen. Zij werden eerst gewaarschuwd.

De rechter vindt dat de werkgever niet heeft aangetoond waarom het niet dragen van schoenen anders moet worden behandeld dan oordopjes of handschoenen. In ieder geval is dat aan de werknemers niet uitgelegd. In 2011 heeft de werkgever nog een brief gestuurd waarin verteld is dat het belangrijk is om schoenen met anti-statische zolen te dragen, maar verder is er geen bijzonder aandacht besteed aan het dragen van veilige schoenen. Ook op de waarschuwingsborden nemen de schoenen geen bijzondere plaats in.

Wie de bal kaatst…

Belangrijker nog is dat de temperatuur en luchtvochtigheid in de fabriekshal op 24 juli heel hoog waren. Het was er ruim 31 graden, bij een luchtvochtigheid van om en bij de 37%. Weliswaar heeft de werkgever betoogd dat er zonder anti-statische zolen een te groot gevaar op vonkvorming is. Dat is gezien de gebruikte chemicaliën levensgevaarlijk. Maar als de werkgever beperking van dat gevaar echt zo belangrijk vindt, is volgens de rechter lastig te verklaren waarom er niets aan temperatuurschommelingen en aan de hoge luchtvochtigheid is gedaan. Die vergroten het risico van elektrostatische ontladingen aanzienlijk. Het personeel had al regelmatig over het uiterst onaangename klimaat in de fabriekshal geklaagd.

Het blijkt ook dat de twee werknemers al langer gezondheidsklachten hadden. Ze werden door de hitte bevangen op die warme juli-dag. Ze hadden hun zware schoenen uitgetrokken om het een klein beetje koeler te krijgen. ‘Om erger te voorkomen’, zo betoogde hun advocaat voor de rechter.

Al met al vindt de rechter de sanctie van een ontslag op staande voet te zwaar. Wat de werknemers deden mocht echt niet, en ze hadden op en veel veiligere manier verkoeling moeten zoeken. Maar de werkgever heeft hun overtreding wel in de hand gewerkt door helemaal niets te doen aan uiterst onaangename arbeidsomstandigheden. Bovendien was zijn ontslagbeleid niet consequent, en wisten de werknemers niet dat het een ontslag boven het hoofd hing. Ze hadden tot die ene warme dag ook prima gefunctioneerd en geen veiligheidsvoorschriften overtreden.

Wat leren we ervan?

Veilig werken is belangrijk. Werknemers die veiligheidsregels aan hun laars lappen, dan wel hun blote voeten daaraan afvegen, kunnen geconfronteerd worden met ontslag. Zeker als de werkgever het belang van naleving van de veiligheidsvoorschriften bij de werknemers heeft ingeprent. Zoals de werkgever hier ook heeft gedaan: de werknemers informeren en onderwijzen en dat alles bijna tot vervelens toe herhalen.

Dat wil niet zeggen dat een ontslag dan altijd stand houdt. Zeker aan een ontslag op staande voet worden hoge eisen gesteld. Niet alleen het veiligheidsbeleid, ook het ontslagbeleid moet begrijpelijk en consequent zijn. Misschien maken werkgevers die geen zero tolerance beleid voeren – bij elke overtreding volgt ontslag – het zich wel wat moeilijk. Het is soms lastig is uit te leggen wat het juridisch relevante verschil is tussen een oordop, handschoen of een veiligheidsschoen. En al helemaal om dat aan al de werknemers duidelijk te maken.

De belangrijkste les is echter dat een werkgever niet ver komt met een pot verwijt de ketel-achtige ontslaggrond. Zonder schoenen werken is gevaarlijk, maar tropische omstandigheden zijn dat ook. De werkgever heeft de overtreding in de hand gewerkt, met een niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk onaangenaam werkklimaat. Met klachten van het personeel over de fysieke omstandigheden werd helemaal niets gedaan. De door de werknemers gekozen oplossing is wel heel dom, maar het is wel begrijpelijk dat ze daar voor kozen. Kennelijk vertrouwden ze er niet op dat de werkgever klaar zou staan met begrip, laat staan een verkoelend drankje, als ze hun werk wegens de grote hitte even neer zouden leggen.

De zorg voor veilig werken moet niet alleen blijken uit het opstellen en volgen van regels en protocollen. Werknemers moeten ook serieus worden genomen, en moeten het vertrouwen hebben dat hun werkgever niet alleen op papier om hun veiligheid geeft. Veiligheidsschoenen voorschrijven levert soms niet meer op dan een gevoel van schijnveiligheid.

Share

Smullen

Slavernij klinkt als iets dat gelukkig heel ver weg is. Lang geleden bestond dat bij ons. En als het nog steeds bestaat, dan is dat in verre enge landen. Dat is helaas toch niet helemaal waar. Uitbuiting, dwangarbeid en mensenhandel vinden ook in de 21e eeuw, helemaal niet zo ver bij ons vandaan plaats. Bijvoorbeeld in hartje Den Haag. Niet in een van de allerbeste buurten, maar wel middenin een woonwijk, aan de rand van de dagelijks door duizenden bezochte markt. De Haagse rechtbank deed op 3 mei 2010 uitspraak in deze letterlijk en figuurlijk onsmakelijke slavernij-zaak.

Hét adres voor kroepoek en kakkerlakken
Hét adres voor kroepoek en kakkerlakken

Kroepoek en kakkerlakken

Na klachten van buurtbewoners vallen de politie en de SIOD binnen in een woonhuis. Op de verdieping waar de eigenaar en zijn gezin wonen treffen ze niet zo gek veel bijzonders aan, behalve een enorme voorraad kroepoek en bananenchips. Op de bovenverdiepingen en zelfs op het dak vinden ze 17 Indonesiërs zonder verblijfspapieren. Verspreid door het bovenhuis liggen matrassen in verschillende kleine kamertjes. Tussen de matrassen en de rondslingerende kleren krioelen kakkerlakken en muizen rond. Op de op maximale stand opengedraaide radiatoren liggen kroepoek en chips te drogen. In het naastgelegen bedrijfspand is een toko gevestigd. Achter deze winkelruimte bevindt zich een grote, al in tijden niet schoongemaakte, keuken. In grote wokken worden daar kroepoek en chips gebakken.

In dit bovenhuis was het bepaald niet pluis...
In dit bovenhuis was het bepaald niet pluis…

Met zo veel bewoners en met de verwarming op 10 is het niet verrassend dat de binnentemperatuur is opgelopen tot zo’n 50 graden. De elektrische bedrading ligt bloot en is kriskras provisorisch door de bovenverdiepingen getrokken. Er is op die verdiepingen maar één wc en één douche, met een rotte vloer bovendien.

In een weliswaar wat levendige maar verder doodnormale straat was dus een illegaal kroepoekatelier annex torrenpension gevestigd. Uit het onderzoek blijkt dat verschillende toko’s en restaurants in en om Den Haag hun heerlijkheden hier betrokken. Wie in deze regio wel eens heeft gerijsttafeld heeft nu, een paar jaar later, misschien bij nader inzien toch nog een een raar nasmaakje.

PROCESVERBAAL-In-deze

En ook de arbeidsvoorwaarden waren slecht…

Uit de verhoren van de 17 blijkt dat ze tegen betaling van grof geld naar Nederland zijn gesmokkeld. Al hun spaargeld hebben ze daaraan besteed. Soms hebben ze zelfs land of vee van hun familie moeten verkopen. Ze zitten diep in de schulden, of zijn op zijn minst al hun geld kwijt. Een tussenpersoon heeft hen gouden bergen beloofd. Werk en rijkdom zouden hen wachten in Portugal, Spanje of Frankrijk. Dat loopt dus anders. Ze komen in Nederland, in het verkrotte kroepoekatelier terecht. Daar worden ze aan het werk gezet.
Met het draaien van een 15-urige werkdag in de hitte en tussen de kakkerlakken, slechts onderbroken door een hele korte pauze, verdienen ze 25 euro. Ze mogen maximaal 8 dagen per maand werken. Uiteraard moeten ze de baas wel huur betalen, voor een kaal matras in een kamer die ze met z’n drieën of vieren delen. Die huur bedraagt zo’n 125 euro per maand, zodat ze nauwelijks geld overhouden. Beddengoed en eten moesten ze zelf betalen.

De kroepoekbakkers zeggen dat ze vrij waren om te vertrekken. Ze bleven echter, omdat ze bang waren geen werk of onderdak te vinden. Ze zaten immers zonder papieren, geld of kennissen in een ver land.

Het verhaal van de huisbaas

De huisbaas verklaart tegenover de politie dat de kroepoekbakkers onder mensonterende omstandigheden woonden en werkten. Hij wist ook dat ze zich in de schulden hadden gestoken om naar Nederland te komen. En dat ze zeer afhankelijk van hem waren. Terug naar Indonesië konden ze niet en in Nederland wisten ze de weg niet.

Maar ja, hij was nu eenmaal gesmeekt om te zorgen voor de opvang van illegalen. Hij wilde hen een beetje helpen, door ze een baan en onderdak te bieden. Meer loon, laat staan het wettelijk minimumloon, betalen was echt niet mogelijk. Op die manier zou er geen winst overblijven.

Moderne slavernij

De rechtbank beschouwt de huisbaas in feite als een slavenhouder. Hij wordt veroordeeld tot een forse gevangenisstraf wegens mensenhandel. Dat houdt in dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de Indonesiërs en hen zo heeft gedwongen tot werkzaamheden, met de bedoeling hen uit te buiten.

Formeel waren de kroepoekbakkers dan wel vrij om te vertrekken, maar feitelijk konden ze geen kant op, als illegalen zonder geld in een vreemd land. Ze kregen letterlijk een hongerloontje betaald, waar ze net aan de huur en hun eten mee konden betalen. In ruil voor die schamele centen moesten ze hele lange werkdagen maken. Dat ze zo weinig overhielden was ook precies de bedoeling, want dan bleven ze afhankelijk van het kroepoekatelier.

De rechtbank is van oordeel dat de huisbaas de kroepoekbakkers uit puur winstbejag heeft gedwongen om onder mensonterende omstandigheden te werken. Moderne slavernij dus.

Wat leren we ervan?

Slavernij, al heet dat dan nu mensenhandel, bestaat nog steeds. Ook achter de voordeur van een doodnormale portiekwoning in Nederland. Het verschil met vroeger is gelukkig wel, dat het nu verboden is. Het verwerpelijke aan slavernij is dat het mensen reduceert tot gebruiksvoorwerp, ontdaan van menselijke waardigheid. Zo is ook in dit geval met de kroepoekbakkers omgegaan. Ze lagen niet letterlijk aan de ketting, en de huisbaas was juridisch gezien niet hun eigenaar, zoals de slaven van weleer. Feitelijk bevonden ze zich echter wel in een uitzichtloze toestand van onvrijheid. En alsof dat op zichzelf niet erg genoeg is, kregen ze te maken met mensonterende leef- en arbeidsomstandigheden.

Ook aan de groezelige randen van de samenleving gaat wezen voor schijn. Op papier zijn de bakkers vrij en hebben ze een arbeidsovereenkomst en een huurovereenkomst die ze op elk moment kunnen beëindigen. In werkelijkheid is er van die keuzevrijheid geen sprake, maar van een moderne variant van slavernij.

 

Share

Te Duits

Kun je ontslagen worden omdat je te Duits bent? En te dominant bovendien? De kantonrechter Utrecht deed op 27 mei 2014 uitspraak over deze vragen.

rsz_p1000802

Was ist los?

De werkneemster, van Duitse komaf, is sinds 2008 werkzaam als medewerker verkoop binnendienst. Dat verloopt blijkbaar niet gladjes. In de herfst van 2013 stelt de werkgever voor de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Hij schrijft de werkneemster dat er veel klachten zijn over haar functioneren. Klanten en collega’s zouden zelfs bang voor haar zijn.

Verder zou de werkneemster onvoldoende bereid zijn tot verandering. Bij de werkgever wordt export naar nieuwe klanten belangrijker. Er moet daarom meer in het Engels worden gewerkt. Verkoopmedewerkers moeten alle klanten kunnen bedienen. De werkneemster richt zich te veel op haar vertrouwde contacten, de binnenlandse en de Duitse klanten. Haar Engels en ook haar Nederlands trouwens schieten tekort om goed met de nieuwe klanten om te gaan.

Het is volgens de werkgever beter om uit elkaar te gaan. De werkgever legt een beëindi-gingsovereenkomst voor. Hij biedt een ontslagvergoeding van ruim €10.000 aan. De werkneemster wil daar niet van weten. Op de dag dat ze het beëindigingsvoorstel had moeten tekenen, meldt ze zich ziek.

Als ’t niet goedschiks kan…

De werkgever verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Aan dat verzoek legt hij wederom ten grondslag dat de werkneemster op zijn zachtst gezegd wat lastig in de omgang is. Bovendien is ze niet geschikt is om alle klanten van dienst te zijn, terwijl de werkgever ‘multi-inzetbare’ medewerkers nodig heeft.

recite-19387--168457612-yuwnsmDe werkgever voegt daar aan toe dat de werkneemster veel schreeuwt, woedeuitbarstingen heeft, en in zichzelf praat. Alles moet wijken voor wat zij wil, zij kan niet met kritiek omgaan en ze is intimiderend richting collega’s. Eind 2012 heeft ze zelfs haar bril naar het hoofd van een collega gegooid tijdens een woordenwisseling. Ze is dominant, dringend en vertoont ontwijkingsgedrag.

De werkneemster is het daar uiteraard niet mee eens. Ze geeft wel toe dat ze, gezien haar Duitse achtergrond, een tikkeltje dominant kan overkomen op haar collega’s. Ook heeft ze wel eens tegen hen geschreeuwd, maar dat was omdat ze het toen werkelijk enorm druk had.

Bewijs het maar

De kantonrechter is niet erg onder de indruk van het verhaal van de werkgever. De rechter oordeelt dat de werkgever wel heel veel stelt, en de werknemer met allerlei waarde-oordelen diskwalificeert, maar dat allemaal niet concreet onderbouwt. Zo zijn er geen verklaringen van collega’s of klanten waaruit blijkt dat zij zich geïntimideerd voelden. Uit de verslagen van functioneringsgesprekken blijkt niet dat de werkgever de omgangsvormen van de werkneemster zo hoog opnam, dat deze wel eens tot ontslag zouden kunnen leiden. Wel is in november 2012 haar geschreeuw aan de orde geweest, maar dat was wel de enige keer. Zo is haar ook de kans ontnomen om haar functioneren te verbeteren. Bovendien had de werkgever haar daarbij ook hulp moeten aanbieden, bijvoorbeeld coaching of een communicatietraining.

Datzelfde geldt voor de door de werkgever geëiste multi-inzetbaarheid. Als de werkgever dat zo graag wil, dan moet de werkneemster de kans krijgen om de daarvoor benodigde vaardigheden te verwerven. Bijvoorbeeld een cursus Nederlands, in werktijd. Verder vindt de rechter eigenlijk ook niet duidelijk waarin de werkneemster nu eigenlijk precies tekort schiet. Ook dat blijkt niet uit de functioneringsgesprekken.

Dat er wel eens is geschreeuwd op de werkvloer is wel duidelijk. De rechter kan echter niet vaststellen of dat eigenlijk wel erg is. Dat hangt er maar vanaf in welke context met stemverheffing is gesproken. De werkgever heeft niet uitgelegd wat er nu precies is geschreeuwd, of het om een hele tirade ging of een enkele kreet, of het druk was en hoe vaak dat nu allemaal is gebeurd. Zonder die informatie kan de rechter niet beoordelen of dit gedrag een ontslaggrond noplevert.

Veel van de verwijten komen dus niet vast te  staan. Wat overblijft, is het brilincident uit november 2012. Dat vindt de rechter wat aan de oude kant. Bijna anderhalf jaar later is dat te weinig om ontslag te rechtvaardigen.

Pas op: projectielen op kantoor...
Pas op: projectielen op kantoor…

Wat leren we ervan?

Op de werkvloer kunnen gespannen verhoudingen ontstaan. Niets menselijks is werknemers en werkgevers vreemd. Het kan een kwestie zijn van ‘verkeerde chemie’, bijvoorbeeld een verschil in achtergrond en cultuur tussen de werknemer en zijn collega’s. Het is vaak lastig benoemen wat iemand tot een goede wellicht wat excentrieke collega maakt en wat tot een onaangepast onmogelijk figuur. Wanneer past iemand in het team en wanneer niet?

Werkgevers die werknemers wegens slechte omgangsvormen of ander disfunctioneren willen ontslaan, hebben het niet makkelijk. Ze moeten hun soms wat vage maar lang niet altijd onjuiste onderbuikgevoel concreet onderbouwen. Bovendien moeten werknemers de kans krijgen om hun functioneren te verbeteren.

Deze zaak toont ook maar weer eens het belang van goede dossiervorming aan. De werkgever die achteraf gaat roepen dat het allemaal zo vreselijk is met de werknemer komt nergens, als van disfunctioneren niets concreets uit de stukken of verklaringen blijkt. Vanuit het oogpunt van werknemersbescherming is dat zonder meer terecht. Voor werkgevers kan dat zuur zijn. Misschien heeft die niet voor niets een probleem met de werknemer, alleen kan hij dat niet onderbouwen. Dat hoeft niet te liggen aan slordigheid. Het kan ook zijn dat de werkgever of leidinggevende zich bij functioneringsgesprekken enigszins inhoudt, om de werkrelatie goed te houden of niet verder te verslechteren. Het is voorstelbaar dat een werkgever er na een periode van aanmodderen ineens genoeg van heeft. En tot ontslag overgaat. Bijvoorbeeld als de werknemer echt zo’n onverbeterlijke Teutoonse haaibaai blijkt te zijn als de werkgever in dit geval beweerde. Dat de werkgever dan direct wil doorpakken is soms wel begrijpelijk, maar juridisch meestal niet haalbaar.

Duits zijn is redelijk makkelijk te bewijzen, maar dat levert geen ontslaggrond op. Onverbeterlijk dominant – of de werkneemster zelf parafraserend: te Duits – zijn wel. De werkgever heeft er echter een hele kluif aan om dat te bewijzen.

Share